donderdag 27 maart 2014

Marc Dutroux (3x) door Dr. Rob Leurs (PDF)


 
Gedurende mijn zoektocht op het internet liep ik tegen een drietal publicaties aan over Marc Dutroux van Dr. Rob Leurs. Twee pdf bestanden zijn hieronder rechtstreeks te benaderen, de derde publicatie heb ik daaronder integraal overgenomen. Eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat ik het nog niet heb gelezen. Maar zijn achtergrond en media insteek heeft mijn doen besluiten het blind aan u te presenteren. Zelf ben ik benieuwd naar de inhoud, en ben ook benieuwd naar uw reacties. Deze kunt u onder dit artikel achterlaten.

Eerst de achtergrond van Dr. Rob Leurs. In het Engels, genomen van de Universiteit van Utrecht. Via de link zijn diverse andere publicaties te vinden.

Rob Leurs received his PhD from the University of Amsterdam. Since 2004 he researches and lectures at the department of Media and Culture Studies at Utrecht University in the Netherlands. His fields of interest are media theory, cultural studies, and the discursive constructions of public opinion.

Rob Leurs is affiliated with the Research Institute for Cultural Inquiry (ICON) at Utrecht University. His research focuses on media constructions of morality, moral deviation, and genocide trials in particular. For further information, see www.RobLeurs.com.

Beide Pdf-bestanden:

Rob Leurs - Onbegrijpelijk kwaad - Marc Dutroux als -ster van het kwaad- en als sublieme media-ervaring
PDF - 150 pagina's - november 2006 - Nederlands - Academisch Proefschrift

Rob Leurs - Dutroux - The "Star of Evil" - Child Murderer Marc Dutroux as a Media Personality
PDF - 24 pagina's - mei 2010 - Engels

Nu de derde publicatie, integraal overgenomen:

'Het beest Dutroux'
Cultureel sublieme reacties op de berichtgeving over kindermoordenaar Marc Dutroux.
door Rob Leurs

Rob Leurs onderzocht de ontwikkelingen in de berichtgeving over de 'Zaak Dutroux.' Op verbijstering, zo concludeert hij, volgde opluchting. Die beide reacties kunnen worden gezien als de twee kanten van een en dezelfde medaille. Het is het gecombineerde effect van de overweldigende ervaring van het cultureel "sublieme." Tegelijkertijd ontbreekt aan de reacties, opvallend genoeg, elke vorm van (postmoderne) twijfel en distantie.

1
Reacties op een ontsnapping.

West-Europa en met name België is in de jaren negentig opgeschrikt door de misdaden van Marc Dutroux. [1] Hij heeft enkele kinderen, sommigen pas zes jaar oud, ontvoerd, verkracht en vermoord. [2] In de zomer van 1996 werd hij gearresteerd, waarna langzaam de omvang van zijn misdaden bekend werd. Dat ging gepaard met onbewezen speculaties over bijvoorbeeld het complot waar hij onderdeel van zou zijn: Dutroux zou betrokken zijn bij het 'leveren' van kinderen voor misbruik door hooggeplaatste politici en politiebeambten.

In de ophef over wat hij gedaan zou hebben waren feit en fictie moeilijk uit elkaar te houden. Maar zijn gevangenneming zou langdurig zijn. Tot 23 april 1998: op een doordeweekse dag lukt het Marc Dutroux om te ontsnappen. Weliswaar was hij slechts drie uur op vrije voeten voordat hij weer werd ingerekend, maar de reacties waren niet meer te stoppen: "Verbijstering. Woede. Ongeloof. Wanhoop. Is het dat wat ons land nu voelt? Nee, het gaat veel dieper. Wat nu gebeurt, geachte premier, verdienen wij niet." [3] En:

"Het ondenkbare is dus gebeurd. Het meest dwaze scenario is tot onze grote schande werkelijkheid geworden. Onze correspondent in Kosovo signaleerde gisteren dat de inwoners van deze getroffen regio het over niets anders hadden dan Dutroux, en het Servische referendum over hun toekomst vergaten ... En dat is nog maar een voorbeeld: overal in de wereld wekte het nieuws ongeloof en spot." [4]

Deze en andere reacties staan bol van verontwaardiging. "België staat dus niet langer meer voor een Bourgondische levensstijl en een land waar alles mogelijk is, maar voor het Sodom en Gomorra van West-Europa." [5] De gevolgen van deze reacties waren groot: twee ministers traden af en een plan ter hervorming van het gehele Belgische politieapparaat werd gepresenteerd. Ook werd diezelfde dag het aftreden van het hoofd van de rijkswacht geëist.

Typerend aan de reacties die in de media verschenen was de tweeledigheid ervan. Enerzijds waren er de reacties van verbijstering: "Het publiek is verbijsterd ... Men had wel de overtuiging dat de meest gehate man in België ook de best bewaakte man in België was" [6] en "Het meest onwaarschijnlijke wat ooit kon gebeuren." [7] Naast reacties van verbijstering zijn er ook reacties die blijk geven van een opluchting nadat hij weer is vastgezet. Deze opluchting komt tot uiting in hervonden energie om schoon schip te maken:


"Dehaene herhaalde de eerdere oproep van zijn nieuwe vice-premier Tobback dat een aantal topmensen vrijwillig ontslag moet nemen. De regering is niet bij machte iedereen te ontslaan die schuld draagt, aldus de premier. 'Daarom moeten leidinggevende personen bij Justitie en politie zelf een stap opzij zetten.'" [8]

En:

"Er is maar één oplossing om een einde te maken aan een evolutie die het einde van het federale België tot gevolg zou kunnen hebben. De klassieke regel in elk federaal staatsbestel moet worden toegepast dat deelstaten de pijlers van de federatie zijn." [9]

2
Het temporele ritme van de berichtgeving.

Deze tweedeling aan reacties, verbijstering en opluchting, is voor mediastudies en cultuurfilosofie van belang. De op cultural studies gebaseerde mediastudies onderzoekt processen van betekenisgeving en wil onderliggende structuren blootleggen. Een structurerend principe dat de laatste jaren steeds meer aandacht krijgt binnen cultural studies is ruimtelijkheid. Onder meer Morley (2001) bestudeert de relatie tussen ruimte en identiteit in wat hij noemt "spaces of belonging." Over zijn project dat door meerdere publicaties heen loopt, zegt hij:

"In this latest stage of my work my concern is to ground more firmly the analysis of media consumption by moving beyond the analysis of the domestic household itself to place the issue of people's various audience memberships in the broader geographical context of their patterns of living — both patterns of mobility and patterns of settlement. In this my aim is better to connect patterns of media consumption to the material geographies in which audiences live out their lives" (Morley, 2001: 46).

Ruimtelijkheid als structurerend principe krijgt steeds meer aandacht en wordt ook door anderen onderzocht, zie bijvoorbeeld Grossberg (1996) en Massey (1994). Echter, hoewel ruimte en tijd twee zijden van dezelfde medaille zijn, heeft de tijdsdimensie minder aandacht gekregen in cultural studies. Een van de weinigen die er wel onderzoek naar heeft gedaan is Gitlin (1980). In een analyse van de berichtgeving over het neerslaan van een studentenprotest toont Gitlin de verschillende fasen waarin verslaggeving heeft plaatsgevonden: in eerste instantie werden nieuwe politieke ontwikkelingen in de vorm van de studentenbeweging SDS door de media genegeerd, vervolgens selecteerden media alleen de aspecten die de studentenbeweging als rariteit tonen, waarna de studentenbeweging stuk werd gemaakt door haar leiders te vervreemden van haar achterban door ze tot celebrities te maken. Deze opeenvolging van mediapraktijken maakte dat gematigdere alternatieven voor de studentenbeweging SDS opgeld konden doen, terwijl 'de werkelijkheid' als een continue stroom veranderingen kan worden gerepresenteerd. Gitlin stelt dat dit proces van het kolonialiseren van tijd een algemeen kapitalistisch proces is:

"This is one built-in irony of the capitalist economy and the development of the news within it: the stability of the system is predicated on the institutionalization of change and speed. Technological change, fashion change, lifestyle change — the rhythms of experience reproduce the rhythms of production. The standardized rhythm is that which both accelerates the pace of life — increased productivity on the assembly line, in the office, or in school — and at the same time domesticates it into interchangeable units of time (the hour-long classroom period, the three-minute rock record, the sixty-minute TV show). Commercial television, with its rapid cuts, its routine use of montage, its jagged 'flow' from program to commercial to station break to program, is thus a socialization into discontinuity of experience, velocity, and hunger for jolts of change" (Gitlin, 1980: 237; cursief in origineel).

Deze temporele dimensie is een belangrijke aanvulling op de in cultural studies meer onderzochte ruimtelijke dimensie. [10] De analyse van de berichtgeving over kindermoordenaar Marc Dutroux bouwt hierop voort: het toont een specifieke opeenvolging van temporele delen, namelijk de opvolging van verbijstering over de berichtgeving door opluchting. In dit artikel zal verbijstering gezien worden als het niet kunnen geven van betekenis aan mediaberichten; opluchting is de uiting van hervonden (discursieve) controle. Ik stel dat we reacties die gekenmerkt worden door enerzijds verbijstering en anderzijds opluchting trachten te begrijpen met behulp van Kant's ideeën over het sublieme.

Het sublieme wijst op alles wat te groot is om te bevatten, van overweldigende natuurkrachten als vulkaanuitbarstingen tot menselijke producten als piramides. Volgens Kant levert de aanschouwing van zulke overweldigende zaken eerst een reactie van nietigheid en sprakeloosheid op, waarna we een gevoel van "boven de overweldigende gebeurtenis verheven zijn" ervaren. Ik zal proberen met deze ideeën de reacties op de (kortdurende) ontsnapping van kindermoordenaar Marc Dutroux inzichtelijk te maken. Ik doe dat aan de hand van casusmateriaal uit de periode 23 april 1998, de dag dat hij ontsnapte, tot en met 30 mei 1998, toen het nieuws 'opdroogde': 38 artikelen uit de twee grootste landelijke, Nederlandse dagbladen, namelijk de Volkskrant en De Telegraaf en 26 nieuws- en actualiteitenprogramma's van de Nederlandse Publieke omroepen. [11] Ondanks dat het een Belgische gebeurtenis was, is Nederlands casusmateriaal geschikt voor analyse: doordat Vlaams-België en Nederland dezelfde taal delen, werden reacties in kranten en op televisie onveranderd uitgewisseld. Ook waren in Nederland burgers en politici net als in België in eerste instantie vol verbijstering. Ik heb in een vergelijking tussen Nederlands en Belgisch materiaal geen substantiele verschillen in berichtgeving gevonden.

In de komende paragraaf zal ik het sublieme volgens Kant (1790) nader toelichten, waarna ik in paragraaf drie het aspect van verbijstering bespreek en in paragraaf vier de daarop volgende opluchting. In paragraaf vijf staat een kritiek op Kant centraal, waarna ik in paragraaf zes de bruikbaarheid van theorievorming over het sublieme voor mediastudies aangeef

Freek de Jonge
3
Het mathematisch en dynamisch sublieme.
 
Een van de beste illustraties van wat het sublieme is, werd gegeven door de Nederlandse cabaretier Freek de Jonge. Zonder het te theoretiseren of ook maar de term subliem te noemen, herinnerde hij ons in een voorstelling aan 'de aanslagen van 11 september.' Hij beschreef hoe hij thuis naar de televisie keek en het moment beleefde waarop twee vliegtuigen de twee WTC-torens in New York vernietigden. Over dat moment zei hij:


"Dat moment moet u proberen ook even bij uzelf terug te roepen. Het was een bijna religieus moment. Het was een orgastisch ogenblik. Er was even geen verleden, er was even geen toekomst; je stond even volkomen leeg in het nu." [12]

Over het sublieme is op verschillende wijzen getheoretiseerd. [13] Cabaretier Freek de Jonge illustreert wat Lyotard (1994), die zich deels baseert op Kant, eronder verstaat: een doorbreking van het narratief van onze levensloop, voor even "bevroren" worden in het nu. [14] Dit raakt een kernpunt van het sublieme: er is iets wat door alle voor menselijke begrippen normale grenzen heen breekt. De gangbare vormen worden doorbroken. Er is op dat moment geen "houvast" meer, of zoals De Jonge het in navolging van Lyotard zegt: "Je stond even volkomen leeg in het nu." Maar naast de mogelijkheid om verstoord te worden (in de doorbreking van vormen), bestaat het sublieme uit een tweede aspect: er is tegelijkertijd de mogelijkheid die gevoelde verstoring te overwinnen. De Jonge vat het tweede aspect krachtig samen in: "Het was een orgastisch ogenblik." Voor de veilige televisiekijker was er een orgastisch genoegen, niet voor iemand op de zestigste verdieping in een van beide torens; hij of zij ervaart alleen reële stervensangst.

Niet alleen bij Kant, maar ook bij Lyotard bestaat het sublieme uit twee aspecten: er is een verstoring en vervolgens een overwinnen van die verstoring. We voelen ons onmachtig of klein door iets wat groter of sterker is dan wij. Maar we ervaren ook op intense wijze een aangenaam gevoel: het is subliem als het uitmondt in vreugde of inzicht. Soms kan dat aangename gevoel welhaast een abstracte ervaring van 'het andere' of 'het hogere' opleveren. Dat lijkt op ervaringen van mystici, maar is er niet gelijk aan, zoals Van de Vall (1994: 215) stelt: "Het sublieme gaat tot aan, niet over de grens met wat als het 'andere' wordt ervaren en blijft getekend door het gevoelde conflict [tussen negatief en positief gevoel]."

Dat de beschrijving van De Jonge van zijn sublieme ervaring lijkt op die van Lyotard — beiden benadrukken het 'nu' — is niet verwonderlijk: Lyotard is een eigentijdse denker die getracht heeft onze postmoderne conditie te duiden. Daarom leek het mij aannemelijk dat Lyotard's visie op het sublieme ook de beste verklaring kan geven voor de verbijstering die Marc Dutroux heeft veroorzaakt. Vreemd genoeg blijkt Lyotard niet zo bruikbaar als gedacht: de getoonde reacties op Dutroux vertonen grote overeenkomsten met Kant's visie op het sublieme. Het opmerkelijke gegeven doet zich voor dat deze modernistische, twee eeuwen oude theorie meer inzicht geeft in extreme reacties in onze samenleving dan dat Lyotard's eind-twintigste eeuwse, postmodernistische theorie dat doet. Ik zal in paragraaf vijf Kant uitgebreid problematiseren, onder meer door de modernistische reacties op Dutroux' ontsnapping te bekritiseren vanuit postmodernistisch perspectief. Maar eerst zal ik nu met behulp van Kant's sublieme inzicht proberen te geven in de constructie van verbijstering over Dutroux' kortstondige vlucht.

Kant bespreekt het sublieme in zijn Derde Kritiek (1790). [15] Het komt volgens hem in twee vormen voor: mathematisch — een vorm van onmetelijkheid — en dynamisch — een vorm van macht. Het mathematisch sublieme is een overweldigende ervaring van onmetelijkheid; het komt voort uit objecten die maximaal groot lijken. Het dynamisch sublieme is een overweldigende ervaring van macht; het wordt veroorzaakt door objecten die absolute macht over ons lijken te hebben.

Het mathematisch sublieme.
Kant bespreekt het mathematisch sublieme uitgebreider dan het dynamisch sublieme. [16] Het mathematisch sublieme illustreert Kant met het voorbeeld van piramiden: als je er vlak voor staat, kost het tijd om met je oog van de basis naar de top te gaan. In die tijd verdwijnen sommige delen uit de verbeelding. En aangezien je nog latere delen moet waarnemen, is de bevatting van de piramide nooit compleet. Er is sprake van mathematisch sublieme als de verbeelding een te groot object toch in zijn geheel moet waarnemen. De normale werking van het aanbrengen van orde en samenhang in het zintuiglijk aanschouwde [17] is niet mogelijk: een piramide gaat over de grens van wat de verbeelding in één keer kan opnemen. We krijgen geen overzicht van de piramide. Dit veroorzaakt een gevoel van onlust; de verbeelding wordt geconfronteerd met de theoretische Rede. [18] De theoretische Rede is regulatief: het geeft regels aan waardoor we onze ervaring moeten laten leiden om absolute eenheid in onze kennis aan te brengen. De theoretische Rede is niet constitutief, aangezien het zelf geen ervaring kan produceren. (Dit in tegenstelling tot de praktische Rede: die is constitutief, aangezien het in staat is om de redelijke werkelijkheid in de samenleving volgens zichzelf in het leven te roepen.)

De onlust wordt opgevolgd door lust: we kunnen een piramide dan wel niet in zijn geheel aanschouwen, maar we kunnen het wel als een geheel denken. We kunnen dan de zintuiglijkheid overwinnen doordat de theoretische Rede de absolute totaliteit kan denken. Wij staan boven het zintuiglijke, wij hebben de theoretische Rede. Kortom, bij het mathematisch sublieme gaat het om de gedachte aan de Rede. [19] Dit in tegenstelling tot het dynamisch sublieme.

Het dynamisch sublieme.
Enkele voorbeelden van het dynamisch sublieme zijn overhangende rotsen, vulkanen en onweerswolken. We ervaren dergelijke objecten als vreeswekkend, wat lijkt op het sublieme van Burke. De verbeelding wordt ditmaal niet met de theoretische maar met de praktische Rede geconfronteerd: het morele aspect van de Rede. Er ontstaat onlust doordat we vreeswekkende verschijnselen waarnemen, waarvan we weten dat die ons kunnen vernietigen. Maar dan treedt lust op: hoewel een vulkaan ons fysiek kan vernietigen, kan het nooit onze menselijkheid bedreigen: wij zijn rationeel ingesteld en dus in moreel opzicht vrij. We komen er door de vrees die bijvoorbeeld vulkanen veroorzaken achter dat we meer zijn dan de natuur; de natuur kan vrees inboezemen, maar wij zijn moreel begaafd, dus superieur aan de natuur. (Bij Kant, in feite bij alle denkers over het sublieme, ontstaat onlust vanuit een veilige situatie. Als er daadwerkelijk gevaar zou dreigen, is er eenvoudigweg sprake van (gegronde) doodsangst, niet van een overschrijding van ons bevattingsvermogen.) Hoewel niet iedereen het gevoel van morele bestemming zal ervaren — daarvoor dien je volgens Kant moreel gecultiveerd te zijn — is de basis ervoor wel a priori in ieder mens aanwezig. Waar het mathematisch sublieme een gedachte aan de Rede oplevert, breng het dynamisch sublieme een achting voor de morele wet teweeg. [20]

Het mathematisch sublieme, dat betrokken is op het kenvermogen, treedt op als een object te groot is om in één keer opgenomen te kunnen worden, terwijl het dynamisch sublieme, dat betrokken is op het begeertevermogen, veroorzaakt wordt door vreeswekkende objecten. De onlust wordt bij beide gevolgd door lust: het mathematisch sublieme wijst ons op de in ons aanwezige theoretische Rede en het dynamisch sublieme veroorzaakt een achting voor de morele wet. In beide gevallen zijn wij als Rede-lijk wezen superieur: door de Rede en door de morele wet.

Hoe is de berichtgeving over Marc Dutroux nu te begrijpen in termen van het sublieme? In de komende twee paragrafen wil ik het sublieme betrekken op "het beest Dutroux," zoals de Volkskrant hem noemde. [21] Ik ga in op drie aspecten van het sublieme. Het sublieme is allereerst een ervaring, een reactie op een problematische receptie. Daarnaast wordt het sublieme vanuit een positie van veiligheid ervaren; er kan geen sprake zijn van daadwerkelijk gevaar, anders is de ervaring niet subliem, maar angst. Vervolgens bestaat het sublieme enerzijds uit onlust en anderzijds uit lust. [22] In de komende paragraaf zal ik de kranten- en televisiereacties op zijn ontsnapping duiden in termen van deze onlust, waarna ik in paragraaf vier de berichten over Dutroux typeer als lust.

Kant biedt de mogelijkheid om de reacties op Dutroux' ontsnapping in een theoretisch kader te plaatsen. Vooruitlopend op de vijfde paragraaf van dit hoofdstuk is er toch een punt van kritiek: de sublieme reacties ontstaan juist doordat we, mede door Kant, willen dat de Rede allesoverstijgend is. Wilden we niet dat de Rede alles zou overstijgen, dan zou onze cultuur ook minder 'dramatische' reacties vertonen: reacties zouden niet gekenmerkt worden door het sublieme. Het lijkt dus alsof we juist door een kantiaanse inslag in onze cultuur vol verbijstering raken. Kant is daarmee zowel ten dele de oorzaak van onze reacties als dat hij de mogelijkheid biedt ze in een theoretisch kader te plaatsen. Om deze kritiek in paragraaf vijf te formuleren zal ik gebruik maken van Lyotard.

4
Verbijstering en onlust.

De onlust als gevolg van de berichtgeving over Dutroux' ontsnapping toont zich doordat de veronderstelde controle toch niet zo waterdicht is als gedacht:

"Gino Russo, de vader van Mélissa, noemde de vlucht van de man die wordt verdacht van de moord op zijn kind "surrealistisch." Hij wilde niet geloven dat Dutroux in zijn eentje was ontsnapt. Diverse kamerleden konden aanvankelijk eveneens niet geloven dat Dutroux in zijn eentje de benen had genomen. 'Dit kan geen toeval zijn,' verzuchtte Volksuniesenator Anciaux. Ook hij meende dat Dutroux hulp had gekregen. Toch wees gisteravond alles nog op het tegendeel." [23]

Er ontstaat een probleem doordat blijkt dat er toch iets niet te bevatten is. Deze aankondiging van het niet functioneren van het vermogen tot bevatten resulteert weldra in volledige onlust. Zo wordt gesteld dat Dutroux heeft geleid tot 'ontreddering': "De ontreddering in België is alleen vergelijkbaar met de zomer van 1996." [24] In de zomer van 1996 werd Dutroux ook opgepakt en werden zijn praktijken in volle omvang zichtbaar. Dutroux' ontsnapping is dus alleen te vergelijken met een ander moment van Dutroux. Omdat hij blijkbaar met niemand anders te vergelijken is dan alleen met zichzelf wordt hij 'larger than life': Dutroux is in de grootte van zijn slechtheid onvergelijkbaar. De vorm van onlust die ontstaat doordat Dutroux maximaal groot lijkt, brengt een mathematisch sublieme ervaring teweeg.

Een ander voorbeeld is de oproep van de Vlaamse liberale oppositie aan buitenlandse investeerders. Ze worden gevraagd geen activiteiten meer in België te ontwikkelen. Deze oproep is gericht aan "de vrouwen van de buitenlandse managers ... Het leven in dit land van de notoire pedofiel Dutroux zou te gevaarlijk zijn voor hen en hun gezinnen." [25] Gelijk het vermeende gevaar dat een overhangende rots kan opleveren, hangt de schaduw van Dutroux over het land, wat een dynamisch sublieme onlust voortbrengt.

Er zijn ook berichten die niet zozeer de grootte van zijn slechtheid benadrukken, als wel het (vermeende) gevaar: "... kindermoordenaar Marc Dutroux." [26] Hij is op dat moment ten eerste nog helemaal niet veroordeeld voor kindermoord, alleen verdacht, en ten tweede zit hij weer in de gevangenis, wat in het krantenbericht nauwelijks aandacht krijgt zodat zijn status als 'kindermoordenaar' belangrijker wordt. Het gevaar dat hij zou opleveren is vooral gebaseerd op gedachtes over het verleden, niet over het heden of de toekomst: hij heeft gemoord, dat doet hij niet op dit moment. Zo is er ook in Kant's voorbeeld van overhangende rotsen de gedachte aan het verleden: ooit zijn er mensen gedood door overhangende rotsen die afbraken (daarom weten we dat ze gevaarlijk zijn), maar dat wil niet betekenen dat deze overhangende rots ook zal afbreken. Ik kom later terug op het verschil tussen Dutroux' juridische status als verdachte en zijn publieke veroordeling als kindermoordenaar. Voor nu volstaat de conclusie dat in de berichtgeving over Marc Dutroux het onlust-aspect van het sublieme vertegenwoordigd is: zowel de grootte van Dutroux' slechtheid als de hem toegedichte macht zijn de veroorzakers van het gevoel van onlust.

Kortom, de berichten getuigen zowel van mathematische als van dynamische reacties van onlust. In beide gevallen ontstaat de onlust vanuit een veilige situatie: Dutroux is alweer opgepakt nog voordat de stroom berichten echt op gang is. De veilige situatie voelt alleen onveilig, parallel aan de theorie over het sublieme. Naast onlust is er bij de ervaring van het sublieme ook sprake van lust. In de volgende paragraaf behandel ik dit tweede aspect van de ervaring van het sublieme.

Immanuel Kant (1724-1804)
5
Opluchting en lust.

Een ervaring is pas subliem als lust volgt op onlust. Zonder lust is er alleen angst voor vernietiging. We zien lust ook terug in Dutroux' ontsnapping. Onlust wordt afgelost door de ervaring van lust. De ervaring van lust komt vooral tot uiting in het benadrukken van de eigen morele superioriteit in een verdorven omgeving en in het gebruiken van 'eenheidstermen' als 'de staat.' Een voorbeeld van mathematisch onlust die is ontstaan, en die nu overgaat in lust, is het toeschrijven van problemen aan de aanwezigheid van extreem rechts en aanhoudende corruptie. [27] De grootheid van deze problemen kent nauwelijks grenzen: de samenleving is door en door gefragmenteerd waardoor verrotte elementen vrij spel hebben. Echter, lust volgt er vrij snel op, en wel in een opmerkelijke vorm: in plaats van deze problemen als aanleiding te zien om de hoop voor België op te geven, wordt België juist nog meer als één geheel gedacht. Zo zegt columnist en emeritus hoogleraar Senelle in een krant dat de oplossing ligt in het voltooien van de staatshervormingen. [28] België is dan weliswaar niet als een mooi geheel waar te nemen, maar we kunnen het wel als een geheel denken: we construeren in onze van hoop doordrenkte gedachten het land België als één geheel waarin alles goed komt. Dit reflecteert Kant's beschouwing van de lust als gevolg van een mathematische overweldiging. Door de Rede kunnen we dat wat we niet als een geheel zintuiglijk kunnen waarnemen wel als een geheel denken.

Lust volgend op dynamische onlust is ook aanwezig. Zo wordt de eigen morele superioriteit gevierd door 'Dutroux' af te doen als amoreel en de eigen activiteiten als hier tegengesteld aan te benoemen. Zo wensen de ministers De Clerck en Vande Lanotte zich niet te verlagen tot het 'zitvlees' van de geijkte bestuurders en stappen op ondanks dat hun persoonlijk niets kwalijk wordt genomen; ze benoemen hun daad als 'de eer aan zichzelf houden.' [29] Ze stellen hiermee een morele afweging te hebben gemaakt en, in hun zoals Kant noemt: morele vrijheid door een rationele instelling, voor 'het goede' gekozen te hebben. De standaard waarlangs zij hun overwegingen hebben gelegd is in kantiaanse termen te zien als de morele wet: de in onze praktische Rede gezetelde kennis van goed en kwaad en de overtuiging dat we goed moeten doen.

Een abstractere vorm van het vieren van morele superioriteit vinden we terug in het onderscheid tussen wij en zij, wat tevens de tegenstelling tussen goed en kwaad inhoudt. Wij mogen een negatief oordeel vormen over Dutroux, want wij zijn moreel goed en hij niet. We lijken ons hiermee te baseren op een innerlijke morele standaard, Kant's in de praktische Rede gezetelde morele wet.

Het is interessant te zien dat zowel bij het mathematisch als dynamisch sublieme gebruikt wordt gemaakt van onbetwijfelbare begrippen. Over Senelles 'de staat' of 'het land' mogen we niet twijfelen, evenals De Clercks en Vande Lanottes 'eergevoel' of de 'wij-zij'-tegenstelling. Davis (1976: 709) noemt termen waaraan we niet mogen twijfelen "god terms." Deze termen "... refer to the sanctioned concepts society holds in highest regard and with which few men publicly express disagreement." Termen als 'het land' en 'eergevoel' lijken boven alle discussie verheven. Daardoor lijken ze natuurlijk en universeel; we zijn ons niet bewust van de culturele constructie ervan. Dat Davis deze termen plaatst in een sociaal-culturele context, terwijl ze bij Kant een universele aard hebben, is te zien als een kritiek op Kant.

Kortom, het lust-aspect van het sublieme volgt op de ervaring van onlust. In het geval van het mathematische zien we dat iets wat zintuiglijk alleen in delen is waar te nemen, bijvoorbeeld de fragmentatie van de Belgische samenleving, in onze gedachten wel als een geheel kunnen denken, bijvoorbeeld door de utopie van een geslaagd België voor te houden als er staatshervormingen worden doorgevoerd. In het geval van het dynamische zien we referenties aan een morele standaard: wij zijn goed en zij zijn slecht. Deze innerlijke leidraad loopt gelijk aan Kant's morele wet. Het valt op dat we in beide gevallen, bij mathematische en bij dynamische lust, gebruik maken van god terms: onbetwijfelbare begrippen. Wie durft er commentaar te leveren op 'de staat', 'eer' of 'wij-zij'?

Het cultureel sublieme.
In het licht van de sublieme reacties op Dutroux is het goed om de term 'esthetisch subliem' te vervangen door het 'cultureel sublieme.' Het cultureel sublieme is een analogie: het heeft overeenkomsten en verschillen met Kant's esthetisch sublieme. De overeenkomst is dat het ervaringen zijn van shocks die draaglijk gemaakt worden met behulp van het gevoel van morele superioriteit. Nieuw is wel dat dit proces zich afspeelt in de media in plaats van in de kunsten.

Het belangrijkste verschil is dat Kant's esthetisch sublieme een ervaring is van een singulier object, bijvoorbeeld een berg, zee of piramide. Het cultureel sublieme is het gevolg van een samenhang van teksten en beelden. Cultuur heeft als functie het verwerken van verschrikkingen. Nietzsche (1930) beschrijft deze functie al met andere termen. Hij verstaat onder de Dionysische dimensie de verschrikkelijke "ondergrond" van ons bestaan. De Apollinische dimensie, die bestaat uit kunst en cultuur, heeft als functie het optrekken van een beschermende Schein tegen de Dionysische verschrikkingen: het verschrikkelijke wordt getransformeerd in schoonheid. Schoonheid is dan wat draaglijk is. Zo bezien kun je stellen dat er gradaties van verschrikkingen zijn: het volledig verschrikkelijke (het ondragelijke Dionysische), het iets minder verschrikkelijke (het sublieme dat verschrikkingen dragelijk maakt door een gevoel van morele superioriteit) en het weinig verschrikkelijke (kunstzinnige en culturele schoonheid als tegenwicht voor het verschrikkelijke, oftewel Apollinische). [30]

Friedrich Nietzsche (1844-1900)
6
Kritiek op Kant — Lyotard.

Kant's theorieën zijn geworteld in het modernisme. Aangezien Dutroux' ontsnapping meer dan twee eeuwen nadat Kant zijn Kritieken schreef, plaatsvond, had ik verwacht dat postmoderne theorieën beter op zijn plaats zouden zijn om deze belangrijke maatschappelijke gebeurtenis te begrijpen. Daarom heb ik Lyotard's visie op het sublieme ook getracht te betrekken op Dutroux. Hoewel Lyotard (1994) gebruik maakt van kantiaanse concepten, komt hij tot een andere, postmoderne, opvatting over de rol van de menselijke Rede. Kant ziet in het sublieme een begrenzing van het zintuiglijk kennen. In deze begrenzing toont zich de grootsheid van de Rede. Lyotard stelt juist dat de Rede een gevaar kan vormen: het kan leiden tot een totalitair eenheidsdenken. Eenheidsdenken treffen we aan in de vele -ismen, zoals in communisme en fascisme. De gedachte dat de wereld vanuit één standpunt te begrijpen is, en alles wat buiten dat standpunt en die verklaring valt dient zich er maar naar te schikken, levert totalitaire regimes op. De gruwelen van fascistische concentratiekampen en communistische werkkampen hebben alleen kunnen plaatsvinden door een fanatiek eenheidsdenken. Lyotard bekritiseert niet alleen dit eenheidsdenken, maar ook het absolute vertrouwen in de Rede dat er aan ten grondslag ligt: de Rede maakt totaliaire opvattingen en de argumenten ervoor mogelijk. Lyotard ziet in het sublieme juist een mogelijkheid tot zelfbegrenzing ten aanzien van de Rede. Deze zelfbegrenzing voorkomt (modernistische) absolutistische pretenties.

Lyotard draagt zijn visie op het sublieme uit in Leçons sur l'analyique du sublime, in het Engels verschenen onder de titel Lessons on the analytic of the sublime. [31] Hij concentreert zich hierin op §23 tot en met §29 van Kant's Derde Kritiek. Aan de basis van Lyotard's sublieme ligt het onpresenteerbare. [32] In modernistische kunst — Lyotard betrekt zijn sublieme vooral op kunst — wordt iets dat onpresenteerbaar is niet afgebeeld; het onpresenteerbare ontbreekt. In postmodernistische kunst is het onpresenteerbare nog steeds onpresenteerbaar, maar ditmaal wordt er wel gezegd dát er iets onpresenteerbaars is; een 'negatieve esthetica' [33] wijst ons erop dat er iets is dat niet verbeeld of verwoord kan worden. Lyotard vat dat wat hij als 'negatieve esthetica' bestempelt onder de noemer 'novatio': het is gericht op de Rede en niet op het verstand waarmee we objectieve kennis verwerven. De Rede stelt ons in staat boven het zintuiglijke uit te stijgen. Een postmodern kunstwerk dat de ervaring van het sublieme veroorzaakt, maakt de 'afgrond' — "l'abysse" — tussen aanschouwing en Rede duidelijk. De onverenigbaarheid tussen verbeelding (gebonden aan vormen) en Rede (gericht op oneindigheid) noemt hij "le différend" (Lyotard, 1994: 123-127). Aangezien deze différend onoplosbaar is, wijst de ervaring van het sublieme ons op de grenzen van ons (kritische) denken.

Lyotard ziet het sublieme als een tweevoudige wijze waarop we toch de grenzen van ons denken willen overschrijden:

"Imagination at the limits of what it can present does violence to itself in order to present that it can no longer present. Reason, for its part, seeks, unreasonably, to violate the interdict it imposes on itself and which is strictly critical, the interdict that prohibits it from finding objects corresponding to its concepts in sensible intuition. In these two aspects, thinking defies its own finitude, as if fascinated by its own excessiveness. It is this desire for limitlessness that it feels in the sublime "state": happiness and unhappiness" (Lyotard, 1994: 55; cursief in origineel).

Er is dus in het sublieme een verlangen de grenzen te overschrijden, wat onlust en lust veroorzaakt. Het is een "schrik" voor de "afgrond" tussen verbeelding en Rede wat onlust en lust veroorzaakt, aangezien naast schrik het kritische denken nu ook zichzelf gaat beheersen om niet over haar eigen grenzen heen te willen. Het is een vorm van "zelfbegrenzing." Het denken heeft zijn grenzen; deze grenzen dienen we te voelen en te respecteren in plaats van te zoeken naar een totalitair eenheidsdenken dat 'het andere' uitsluit.

Tegen mijn veronderstelling in zijn de eind twintigste eeuwse reacties op de ontsnapping van Dutroux beter te verklaren met Kant dan met Lyotard: Kant's nadruk op het met behulp van de Rede denken als een geheel en op de morele wet is behulpzamer in het duiden van de reacties dan Lyotard's 'zelfbegrenzing.' Het lijkt er zelfs op dat er nergens in de mediaberichten sprake is van een begrenzing van de Rede en haar absolutistische pretenties ten aanzien van Dutroux. Zo wordt hij nooit beschreven als verdachte, wat hij in juridische zin is. Integendeel, hij is de "... kindermoordenaar Dutroux ..." [34] en de vox populi vindt het 'schande' wat hij gedaan heeft. [35] Deze publieke veroordeling zonder juridisch vonnis getuigt van het tegendeel van 'zelfbegrenzing': het pretendeert 'de waarheid' te kennen. Lyotard's waarschuwing tegen absolutistische pretenties wordt aldus in de wind geslagen, anders was Dutroux bijvoorbeeld wel benoemt als "de verdachte van kindermoord." Het "totalitaire eenheidsdenken," zoals Lyotard het noemt, zit ingebakken in de god terms (Davis, 1976: 709) die gebruikt worden om ofwel een eenheid te denken waar die zintuiglijk niet waarneembaar is, of om de eigen morele superioriteit te motiveren volgens de kantiaanse morele wet.

Kortom, we kunnen met Kant een beter inzicht krijgen in de constructie van de reacties op Dutroux' ontsnapping. Kant's visie op het sublieme vertoont grote overeenkomsten met de getoonde reacties. Dit heeft mij erg bevreemd: voordat ik tot deze conclusie kwam, had ik verwacht dat met Lyotard een adequatere verklaring te geven zou zijn. Immers, Kant is geworteld in een modernistische samenleving, wat toch afwijkt van de 'postmoderne conditie' waarin ik de hedendaagse Westerse samenleving dacht aan te treffen. Blijkbaar heeft Lyotard's beschrijving van het postmoderne zijn grens bij extreme gebeurtenissen. Indien er iets gebeurd wat als zeer ernstig wordt beschouwd, keert de modernistische reflex terug om de wereld als eenheid — zowel letterlijk als in moreel opzicht — te willen begrijpen; we zijn dus helemaal niet postkantiaans als het om (grote) morele waarden gaat. 'Zelfbegrenzing' is in dat geval blijkbaar toch te hoog gegrepen. We kunnen aldus, geheel tot mijn verrassing, met Kant een bruikbaardere cultuurduiding geven dan met de eigentijdse Lyotard als het om een zo ophefmakende zaak als Dutroux' ontsnapping gaat.

Hoewel Lyotard niet zo bruikbaar is om Dutroux te begrijpen als Kant, kan hij wel dienen om deze laatste te bekritiseren. De oorzaak voor de ervaringen van het sublieme in het geval van Dutroux' ontsnapping vindt niet slechts een verklaring in Kant, maar vindt er ten dele ook zijn oorzaak: als samenleving denken wij kantiaans door de wereld als een eenheid te willen zien, wat juist de oorzaak is van de sublieme ervaring in het geval van Dutroux. Als we de wereld niet als een eenheid hadden willen zien, hadden we niet op Dutroux gereageerd zoals we dat nu hebben gedaan. We zouden dan met veel meer terughoudendheid op zijn ontsnapping hebben kunnen reageren. We hadden zijn misdaden niet minder erg hoeven te vinden, integendeel, maar de reflex om zijn ontsnapping te verbinden aan 'de staat', 'wij' tegenover 'zij' en andere constructies van zogenaamd onbetwijfelbare begrippen maakt onze reacties onzuiver: het zou veel preciezer en mijns inziens moreel zuiverder zijn om Dutroux' ontsnapping erg te vinden om wat Dutroux' daadwerkelijke misdaden en om zijn zichzelf verschafte kleine kans op vrijheid, dan in een soort shock te geraken om algemeenheden als 'de natie', 'de politiek' et cetera die in gevaar zouden zijn. De verbijstering om algemeenheden gaat voorbij aan het daadwerkelijke lijden van zijn slachtoffers en aan zijn drie uur durende ontsnapping; het verzandt in paniek terwijl het de schijn van het blootleggen van de oorzaken voor Dutroux' misdaden ophoudt. Als het blootleggen en aanpakken van de oorzaken de bedoeling is, is het zuiverder dat analytisch aan te pakken — het achterhalen van politieke, sociale, justitionele en andere oorzaken is immers een langdurig, moeizaam proces dat niet in een kort mediafestijn vol meningen-spuien kan worden volbracht — en alleen verbijsterd te zijn over Dutroux' daadwerkelijke begane misdaden. Lyotard kan daarmee een positieve rol spelen door ons een uitweg te tonen uit dit maatschappij-breed gedragen kantiaanse denken: we moeten onszelf 'begrenzen.'

Jean-François Lyotard (1924-1998)
7
Mediastudies en het onvermogen tot betekenisgeving.

In mediastudies, met name de op cultural studies gebaseerde richting, is 'betekenisgeving' een centraal concept. Deze cultuurfilosofische analyse van de mediaconstructie van moeizame betekenisgeving in het geval van Dutroux' ontsnapping bouwt voort op het onderzoeken van onderliggende structuren van betekenisgeving: het toont een specifieke opeenvolging van temporele delen, namelijk de opeenvolging van verbijstering over de berichtgeving door opluchting. Het procesmatige aspect van betekenisgeving is bij cultural studies lange tijd op de achtergrond gebleven. Juist door het blootleggen van de temporele dimensie van mediaconstructies van moeizame betekenisgeving wordt duidelijk dat er een proces plaatsvindt. Betekenisgeving kent immers verschillende fasen in het geval van het sublieme.

Naast aandacht voor de temporele dimensie meen ik dat er ook meer aandacht moet zijn voor het onderwerp van het kwaad, voor dat wat we niet onmiddellijk kunnen of willen begrijpen. In Dutroux' geval zien we dat een samenleving slechts met het gerepresenteerde kwaad kan omgaan door zich moreel superieur te wanen. Dutroux is schijnbaar eendimensionaal en oneindig slecht. In alles is hij het tegendeel van het goede. Deze representatie brengt een enorme kloof tussen 'hij' en 'wij' voort: in niets lijkt hij op ons, wat we gevoeglijk kunnen vertalen naar 'wij zijn absoluut niet slecht.' Door hem als ultiem slecht te bestempelen ontkennen we onze eigen slechtheid.

Deze superioriteit wordt voortgezet in de ervaring van het cultureel sublieme: we proberen het verschrikkelijke draaglijk te maken door ons moreel superieur te wanen. Moraal werkt in dit geval als een 'omvormer' van iets ondraaglijks naar iets dat (maar nipt) draaglijk is. Tegelijkertijd werkt het als een ontkenning van het 'ondraaglijk verschrikkelijke' in onszelf: door ons moreel superieur te achten hoeven we het kwaad — dat immers absoluut is en volledig bij de misdadiger geplaatst is — niet bij onszelf te zoeken. In die zin komen in het concept van het cultureel sublieme zowel de temporele dimensie van betekenisgeving naar voren, als de wijze waarop een samenleving omgaat met 'het kwaad.' Het concept van het cultureel sublieme verdient daarom een plaats binnen media- en cultural studies.


Notes

1. Dit artikel is gebaseerd op mijn proefschrift (Leurs, 2006). Mijn dank gaat uit naar Joke Hermes, Patricia Pisters en Josef Früchtl voor hun redactionele commentaren.

2. Het citaat uit de titel komt uit: "Restjes 'witte woede' bij kindermonument." In: De Volkskrant, 25-04-1998.

3. "Ik schaam mij ervoor Belg te zijn." In: De Telegraaf, 25-04-1998.

4. "België en Dutroux." In: De Volkskrant, 25-04-1998.

5. 2Vandaag. TROS: 25-04-1998.

6. Journaal (20.00 uur). NOS: 23-04-1998.

7. Middageditie. NPS/VARA/VPRO: 24-04-1998.

8. "Rijkswachtchef Deridder stapt op." In: De Telegraaf, 29-04-1998.

9. "Nog is België niet verloren." In: De Volkskrant, 14-05-1998.

10. Voor een algemeen overzicht van de relatie tussen media en ruimte en tijd, zie Thompson (1995).

11. Het casusmateriaal komt van de Volkskrant en De Telegraaf (twee grote Nederlandse kranten) en de Nederlandse Publieke omroepen. De Volkskrant is ideologisch gezien enigszins links, terwijl De Telegraaf rechts is. Ook is deze laatste krant te benoemen als populistisch. Ik heb ook televisieprogramma's van de publieke omroep geselecteerd, aangezien deze in tegenstelling tot programma's van de commerciële zender opgeslagen zijn in een publiekelijk toegankelijk archief (NIBG, Hilversum). Daarnaast zendt de publieke omroep vele nieuws- en actualiteitenprogramma's uit, waardoor het ook veel verslag heeft gedaan van Dutroux' ontsnapping.

12. Freek de Jonge, Het Laatste Oordeel (Oudejaarsconference). VPRO: 31-12-2001.

13. De belangrijkste auteurs zijn Longinus (eerste eeuw na Chr. — soms wordt de auteur Pseudo-Longinus genoemd), Burke (1757), Kant (1790), Adorno (1973), Weiskel (1976), Lyotard (1994) en Žižek (2000). Voor een algemene introductie op het sublieme en op specifieke auteurs, zie Kelly (1998).

14. Voordat De Jonge en Lyotard 1994 het 'nu' van het sublieme benadrukten, deed Newman (1948) dat al. Lyotard heeft zich voor een groot deel door hem laten inspireren.

15. Kant's Kritieken zijn respectievelijk de Kritik der reinen Vernunft (1781), de Kritik der praktischen Vernunft (1788) en de Kritik der Urteilskraft (1790). Voor een zeer uitgebreide behandeling van de Kritik der Urteilskraft zie Cassirer (1938).

16. Voor het mathematisch sublieme, zie §25, §26 en §27 van Kant (1790). Het dynamisch sublieme wordt behandeld in §28 en §29. Overigens besprak Kant het sublieme al eerder: in 1764 publiceerde hij Beobachtungen über das Gefühl des Schönen und Erhabenen. Dit is echter een pre-Kritisch werk en staat minder centraal in Kant's theorievorming.

17. Voor een uitvoerige behandeling van de vermogens, zie Kant (1781, 1788 en 1790).

18. De vermogens verstand en verbeelding worden met kleine letter geschreven. Als met 'rede' het geheel van het menselijk denkvermogen wordt bedoeld, wordt het ook met kleine letter geschreven. Als met 'rede' specifiek wordt bedoeld het vermogen dat boven de zintuiglijkheid en het verstand uitstijgt, wordt het met een hoofdletter geschreven: Rede. In dit artikel gaat het voornamelijk om het specifieke vermogen, dus de Rede.

19. Voor een kritiek op het mathematisch sublieme, zie Van de Vall (1994, 291).

20. De morele wet is onze kennis van het verschil tussen goed en kwaad en onze innerlijke overtuiging dat we moeten doen wat goed is. Het zetelt in de praktische Rede.

21. "Restjes 'witte woede' bij kindermonument." In: De Volkskrant, 25-04-1998.

22. Kant betrekt het sublieme voornamelijk op de natuur (bijvoorbeeld rotsen). Toch is het mogelijk het ook op cultuurproducten (hier: nieuwsberichten over Dutroux) te betrekken. Zo doet Kant dit al wanneer hij spreekt over piramides. Kant heeft aldus een visie op het sublieme die breed interpreteerbaar is.

23. "Politici ziedend over 'kaakslag' voor rechtsstaat." In: De Volkskrant, 24-04-1998.

24. Journaal (20.00 uur). NOS: 24-04-1998.

25. "Vlaamse liberalen: niet investeren in België." In: De Telegraaf, 27-04-1998.

26. "Dutroux-rechter Wathelet wankelt." In: De Telegraaf, 02-05-1998.

27. "Rijkswachtchef Deridder stapt op." In: De Telegraaf, 29-04-1998.

28. "Nog is België niet verloren." In: De Volkskrant, 14-05-1998.

29. "Koppen rollen in Belgische regering na kortstondige vlucht kindermoordenaar; Twee ministers weg door Dutroux." In: De Volkskrant, 24-04-1998.

30. Met dank aan Josef Früchtl (persoonlijke communicatie, 2006); zonder hem had ik de analogie tussen singulier en cultureel subliem niet zo scherp kunnen stellen.

31. Voor een korte, maar heldere bespreking en hulp bij het lezen, zie David (1998).

32. Niet te verwarren met het in cultural studies gangbare begrip van representatie dat gaat over afbeelden, symboliseren of vertegenwoordigen. In de filosofische esthetica wordt, als het om neo-kantiaanse theorieën over kunst gaat, gesproken van presentatie.

33. Overigens dient het begrip esthetica bij Kant niet begrepen te worden in de hedendaagse betekenis van kunstfilosofie; het moet bij hem eerder begrepen worden als waarneming.

34. Bijvoorbeeld in: "Rijkswachtchef Deridder stapt op." In: De Telegraaf, 29-04-1998.

35. Bijvoorbeeld in: Netwerk. AVRO: 23-04-1998.
 
Referenties
 
  • Adorno, Theodor W. (1973), Ästhetische Theorie. Frankfurt: Suhrkamp.
  • Burke, Edmund (1757), A philosophical enquiry into the origin of our ideas of the sublime and the beautiful. Oxford: Oxford University Press, 1998.
  • Cassirer, Heinz (1938), A commentary on Kant's Critique of Judgment. Londen: Methuen.
  • David, Anthony (1998), Lyotard on the Kantian Sublime. In: Paideia. Papers presented at the Twentieth World Congress of Philosophy, Boston, Massachusetts from August 10-15, 1998.
  • Davis, Robert (1976), Response to innovation. A study of popular argument about new mass media. New York: Arno Press.
  • Gitlin, Todd (1980), The whole world is watching. Mass media in the making and unmaking of the new left. Berkeley: University of California Press.
  • Grossberg, Lawrence (1996), "The space of culture, the power of space." In: Iain Chambers en Lidia Curti (red.), The post-colonial question. Common skies, divided horizons. Londen: Routledge.
  • Kant, Immanuel (1764), Beobachtungen über das Gefühl des Schönen und Erhabenen. Hamburg: Felix Meiner Verlag, 1991.
  • Kant, Immanuel (1781, 1787), Kritik der reinen Vernunft. Hamburg: Felix Meiner Verlag, 1990.
  • Kant, Immanuel (1788), Kritik der praktischen Vernunft. Hamburg: Felix Meiner Verlag, 1990.
  • Kant, Immanuel (1790, 1799), Kritik der Urteilskraft. Hamburg: Felix Meiner Verlag, 1990.
  • Kelly, Michael (red.) (1998), Encyclopedia of aesthetics. New York: Oxford University Press.
  • Leurs, Rob (2006), Onbegrijpelijk kwaad. Marc Dutroux als 'ster van het kwaad' en als sublieme media-ervaring. Amsterdam: Amsterdam University Press.
  • Longinus (eerste eeuw na Chr.), Het sublieme. Groningen: Historische Uitgeverij, 2000.
  • Lyotard, Jean-François (1994), Lessons on the analytic of the sublime. Stanford: Stanford University Press.
  • Massey, Doreen (1994), Space, place and gender. Cambridge: Polity Press.
  • Morley, David (2001), "Belongings. Place, space and identity in a mediated world." In: European Journal of Cultural Studies, 4, 4, 425-448.
  • Newman, Barnett (1948), "The sublime is now." In: John O'Neill (red.), Barnett Newman. Selected writings and interviews. New York: Alfred A. Knopf, 1990.
  • Nietzsche, Friedrich (1872), Die Geburt der Tragödie. Der Griechische Staat. Leipzig: Kröner, 1930.
  • Thompson, John (1995), The media and modernity. A social theory of the media. Cambridge: Polity Press.
  • Vall, Renée van de (1994), Een subliem gevoel van plaats. Een filosofische interpretatie van het werk van Barnett Newman. Groningen: Historische Uitgeverij.
  • Weiskel, Thomas (1976), The Romantic sublime. Studies in the structure and psychology of transcendence. Baltimore: John Hopkins University Press.
  • Žižek, Slavoj (2000), The art of the ridiculous sublime. On David Lynch's Lost Highway. Washington: University of Washington Press.

Casusmateriaal
 Opmerking: voor de krantenberichten geldt dat het paginanummer ontbreekt, aangezien de artikelen uit digitale archieven komen.
 
Kranten
 
 - De Volkskrant
 
 
  • "België besluit toch tot fusie politiediensten." In: De Volkskrant, 15-05-1998.
  • "België en Dutroux." In: De Volkskrant, 25-04-1998.
  • "België leeft al anderhalf jaar met zaak-Dutroux." In: De Volkskrant, 24-04-1998.
  • "België reageert verbijsterd op 'vrijlating' Marc Dutroux." In: De Volkskrant, 15-05-1998.
  • "Belgische toestanden." In: De Volkskrant, 24-04-1998.
  • "Belgische kindermoordenaar baant zich een weg naar de vrijheid met ongeladen pistool; Oplettende boswachter ontdekt Dutroux, vastgelopen in de modder." In: De Volkskrant, 24-04-1998.
  • "Bewijsvoering kost justitie veel tijd." In: De Volkskrant, 24-04-1998.
  • "'Ik schaam me ervoor Belg te zijn.'" In: De Volkskrant, 24-04-1998.
  • "Juristen speculeren over 'vrijlating' van Dutroux." In: De Volkskrant, 16-05-1998.
  • "Kompanen Dutroux veroordeeld." In: De Volkskrant, 24-04-1998.
  • "Koppen rollen in Belgische regering na kortstondige vlucht kindermoordenaar; Twee ministers weg door Dutroux." In: De Volkskrant, 24-04-1998.
  • "Nog is België niet verloren." In: De Volkskrant, 14-05-1998.
  • "Ontsnappen?" In: De Volkskrant, 25-04-1998.
  • "Politici ziedend over 'kaakslag' voor rechtsstaat." In: De Volkskrant, 24-04-1998.
  • "Politie België wenst geen 'bijltjesdag.'" In: De Volkskrant, 28-04-1998.
  • "Rechters niet vervolgd na ontsnapping Dutroux." In: De Volkskrant, 06-05-1998.
  • "Restjes 'witte woede' bij kindermonument." In: De Volkskrant, 25-04-1998.
  • "Tee, Vee (2)." In: De Volkskrant, 30-05-1998.
  • "'Vrijlating' Dutroux ongedaan gemaakt." In: De Volkskrant, 27-05-1998.
  • "Werkloze wist iedereen naar zijn hand te zetten." In: De Volkskrant, 24-04-1998.
 
- De Telegraaf
 
 
  • "Belgen eisen meer koppen." In: De Telegraaf, 25-04-1998.
  • "België in rep en roer na 'vrijlating Dutroux." In: De Telegraaf, 15-05-1998.
  • "België schrapt Rijkswacht in hervorming van politie." In: De Telegraaf, 25-05-1998.
  • "Boswachter held van België na Dutroux-tip." In: De Telegraaf, 24-04-1998.
  • "Cel voor Dutroux' medeverdachten." In: De Telegraaf, 24-04-1998.
  • "Dienstpistool was ongeladen." In: De Telegraaf, 24-04-1998.
  • "Dutroux ontsnapt en weer opgepakt." In: De Telegraaf, 23-04-1998.
  • "Dutroux-rechter Wathelet wankelt." In: De Telegraaf, 02-05-1998.
  • "Flitsklucht." In: De Telegraaf, 06-05-1998.
  • "Geen 'papieren vrijlating' van Dutroux." In: De Telegraaf, 27-05-1998.
  • "'Ik schaam mij ervoor Belg te zijn.'" In: De Telegraaf, 25-04-1998.
  • "Ontsnapping 'monster' teveel voor ouders." In: De Telegraaf, 24-04-1998.
  • "Ontsnapping van Dutroux 'herhaald.'" In: De Telegraaf, 07-05-1998.
  • "'Paul Marchal leidt partij als dictator.'" In: De Telegraaf, 28-04-1998.
  • "Regering België dreigt te vallen." In: De Telegraaf, 24-04-1998.
  • "Regering België wankelt na ontsnapping Dutroux." In: De Telegraaf, 24-04-1998.
  • "Rijkswachtchef Deridder stapt op." In: De Telegraaf, 29-04-1998.
  • "Vlaamse liberalen: niet investeren in België." In: De Telegraaf, 27-04-1998.
 
 Televisieprogramma's
 
 
  • 2Vandaag. TROS: 23-04-1998.
  • 2Vandaag. EO: 24-04-1998.
  • 2Vandaag. TROS: 25-04-1998.
  • 2Vandaag. TROS: 28-04-1998.
  • Barend en Witteman. VARA: 23-04-1998.
  • Barend en Witteman. VARA: 24-04-1998.
  • Buitenhof. NPS/VARA/VPRO: 26-04-1998.
  • Het Blauwe Licht. VPRO: 29-04-1998.
  • Het Lagerhuis. VARA: 25-04-1998.
  • Jeugdjournaal. NOS: 23-04-1998.
  • Jeugdjournaal. NOS: 24-04-1998.
  • Journaal (20.00 uur). NOS: 23-04-1998.
  • Journaal (22.00 uur). NOS: 23-04-1998.
  • Journaal (20.00 uur). NOS: 24-04-1998.
  • Journaal (20.00 uur). NOS: 25-04-1998.
  • Journaal (20.00 uur). NOS: 06-05-1998.
  • Journaal (20.00 uur). NOS: 24-05-1998.
  • Laat de Leeuw. VARA: 23-04-1998.
  • Middageditie. NPS/VARA/VPRO: 24-04-1998.
  • Middageditie. NPS/VARA/VPRO: 28-04-1998.
  • Netwerk. AVRO: 23-04-1998.
  • Netwerk. KRO: 24-04-1998.
  • Netwerk. NCRV: 27-04-1998.
  • Netwerk. AVRO: 28-04-1998.
  • Nova. NPS/VARA: 23-04-1998.
  • Nova. NPS/VARA: 24-04-1998.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten