dinsdag 4 maart 2014

Jano Hassan en Dick Sletering vs Wim Dankbaar in de Marianne Vaatstra-zaak


In het circus, dat rondom Wim Dankbaar is gecreëerd om de publicatie van zijn aankomende boek "Het verboden dagboek van Marianne Vaatstra" ogenschijnlijk te frustreren, is gister een uitspraak gedaan door de rechter. De reactie zoals die op hun website onder de titel "In hoger beroep tegen een onwettig vonnis" verscheen, is hieronder integraal overgenomen. Over deze zaak is Myra, van Talk2Myra.com, in gesprek met auteurs Wim Dankbaar, J Hans Mauritz en hun advocaat mr. J.P.M.M. Heijkant in het onderstaande filmpje. Daaronder staat de uitspraak van de rechter zoals deze hier is te lezen, wat hieronder ook integraal is overgenomen.

Recht is krom

Zojuist gaf de strafgriffie van de rechtbank Groningen mij telefonisch een samenvatting van een uitspraak die nog nooit eerder is vertoond. De volledige uitspraak is inmiddels hier gepubliceerd en uiteraard zullen wij deze verder bespreken vanavond bij Myra. Kort gezegd komt het erop neer dat ik alle artikelen over Jano Hassan en Dick Sletering van deze website zou moeten verwijderen op straffe van 4 weken voorwaardelijke gevangenisstraf. De door het OM geëiste exorbitante taakstraf van 80 uur is volledig afgewezen. 
Waarom is dit vonnis nu zo uniek en krom? Omdat voor het eerst iemand wordt verboden om de waarheid te vertellen. Omdat voor het eerst de waarheid als smaad wordt betiteld. De kern van mijn stelling over Jano Hassan is immers dat hij de toenmalige hoofdverdachte Ali Hassan kent en de politie kan vertellen dat in 1999 een verkeerde Ali Hassan is gearresteerd. Dit is de waarheid, die hij nota bene zelf toegeeft in zijn aangifte:

Erger is natuurlijk nog dat het OM categorisch weigert om aan Jano te vragen: Hebben wij de juiste Ali gearresteerd? Uit het antwoord zou immers blijken dat het OM in 2011 het hele Nederlandse volk heeft voorgelogen met hun rapport “Onderzoek Ali H”, waarin men op kosten van de belastingbetaler bewust tot de verkeerde conclusie kwam: Wij hebben de juiste Ali H. gearresteerd! 
Dit terwijl justitie vlak na de moord toch hevig geïnteresseerd in Jano was. Leest u dit bericht maar eens. 
De rechtbank vindt het kennelijk niet van algemeen belang om aan te tonen dat ons eigen justitie het volk voorliegt, alsmede weigert getuigen in het onderzoek te betrekken die een leugenachtige conclusie kunnen  logenstraffen. 
Verder is het vonnis een pure poging tot censuur (van nota bene de waarheid), in strijd met Europese wetgeving. 
Het behoeft geen betoog dat ik onmiddellijk hoger beroep zal aantekenen tegen dit schandelijke vonnis. Hiermee is dit vonnis krachteloos geworden tot en met de uitspraak in hoger beroep. Ik zal dan ook niks verwijderen of betalen tot desnoods cassatie. 
Daarin zullen wij ook toespitsen op de vraag waarom Jano Hassan geen aangifte heeft durven doen van mijn stelling dat hij zo recent als 2009 nog in het gezelschap van de juiste Ali Hassan is gesignaleerd en vervolgens de vrouw die dit heeft waargenomen, heeft bedreigd door een afspraakje voor te stellen op Koninginnedag 2009 na middernacht (het tijdstip waarop Marianne exact 10 jaar eerder werd vermoord). 
De titel van ons boek wordt steeds sterker. Vooral dat woord “verboden”. 

‘Het verboden dagboek van Maaike Vaatstra’ kunt u direct online bestellen via  http://www.hetverbodendagboek.nl of via de beste en grootste boekensite van Nederland: BOL.com 
Natuurlijk kunt u uw bestelling ook doen bij de reguliere boekhandel bij u in de buurt of via boekensites als AKO,  NRC luxBlz. , Libris, Paagman , etc.


Talk2Myra



Rechtspraak.nl

ECLI:NL:RBNNE:2014:1064
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak
03-03-2014
Datum publicatie
03-03-2014
Zaaknummer
18/650651-12
Rechtsgebieden
Strafrecht
Bijzondere kenmerken
Eerste aanleg - meervoudig
Inhoudsindicatie
Smaadschrift en belediging, gerelateerd aan de Vaatstra-zaak. Strafmaat: 4 weken voorwaardelijke gevangenisstraf.
Wetsverwijzingen
Wetboek van Strafrecht, geldigheid: 2014-03-03
Vindplaatsen
Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummer 18/650651-12
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.
3 maart 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum verdachte]te Groningen,
wonende te [adres verdachte].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
28 oktober 2013 (politierechter) en 17 februari 2014.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. J.P.M.M. Heijkant, advocaat te Dongen, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S. Kromdijk.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

1.

hij op één of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 12 oktober 2010
tot en met 29 augustus 2013 te Groningen en/of te Overveen, in ieder geval in
Nederland,

meermalen (telkens)

opzettelijk de eer en/of goede naam van [aangever 1]heeft aangerand door
telastlegging van een of meer bepaalde feiten, met het kennelijke doel om
daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft verdachte met voormeld doel

op/via internet (onder meer op de website(s) www.rechtiskrom.wordpress.com
en/of www.klokkenluideronline.nl en/of www.pim-fortuyn.nl)

verscheidene teksten geplaatst waarin die [aangever 1]met naam en toenaam wordt
genoemd en/of waarbij één of meer foto's van die [aangever 1] zijn geplaatst en/of
waarin het beroep van die [aangever 1] staat genoemd,

met de inhoud (onder andere)

(www.rechtiskrom.wordpress.com)
- " jij weet wie Marianne Vaatstra hebben verkracht en vermoord en gaat daarmee
niet naar de politie" en/of
- " Zowel jij als justitie weten dat de echte [betrokkene 1], die kleine vadzige
onverzorgde [betrokkene 1], de zogenaamd spoorloos verdwenen [betrokkene 1], niet de
keurige lange slanke [betrokkene 1]is die justitie in Turkije heeft opgepakt.
Maar dat hij jouw volle neef is die justitie stiekem het land heeft
uitgesmokkeld." en/of
- " Zowel [aangever 1] als [betrokkene 2]weten wie de moordenaars zijn en
kunnen bevestigen dat justitie de verkeerde [betrokkene 1]heeft opgepakt."
en/of

(www.klokkenluideronline.nl) en/of (www.pim-fortuyn.nl)
- " de hoofdverdachte [betrokkene 1]is de neef van [aangever 1]." en/of
- " Alles duidt erop dat minimaal deze [aangever 1]bekend is met de huidige
verblijfplaats van de hoofdverdachte [betrokkene 1]."
althans, - zakelijk weergegeven - dat die [aangever 1]informatie heeft en/of
achterhoudt betreffende het overlijden van Marianne Vaatstra en/of dat de neef
van die [aangever 1]betrokken zou zijn bij het overlijden van Marianne Vaatstra
en/of dat die [aangever 1](op een dreigende manier) getuigen in het onderzoek naar
het overlijden van Marianne Vaatstra benadert,

terwijl verdachte wist dat dit/deze tenlastegelegde feiten in strijd met de
waarheid was/waren;

2.

hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 december
2012 tot 1 januari 2013 te Buitenpost en/of Overveen, in ieder geval in
Nederland,

opzettelijk [aangever 2] heeft beledigd door op/via internet (de website
www.rechtiskrom.wordpress.com)

een tekst te plaatsen met (onder meer) de inhoud:

"[aangever 2] ik lees in dit artikel dat je vader verzetsheld was. Blijkbaar heb je
weinig van zijn genen geërfd, want jouw huidige gedrag lijkt meer op dat van
een met de Nazi's collaborerende verrader."

en

in/bij voornoemde tekst een foto van die [aangever 2]en/of
een hyperlink naar een artikel (uit/van de 'Binnenste Buiten') over die
[aangever 2] en/of familie(leden) van die [aangever 2] te voegen,

althans een tekst van gelijke beledigende aard en/of strekking.

Ontvankelijkheid van de officier van justitie

Namens verdachte is betoogd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van het onder 1 ten laste gelegde. Daarbij heeft de raadsman ten eerste aangevoerd dat onduidelijk is op welke data de aangifte en de klacht zijn gedaan. Ten tweede betreft het delict een klachtdelict waarbij een klacht moet worden ingediend binnen drie maanden na kennisneming van de uitlatingen. In deze zaak is niet aan die termijn voldaan, in ieder geval is niet te controleren of aan die termijn is voldaan. Al op 12 oktober 2010 heeft verdachte contact gehad met aangever over de publicaties. De klacht is dus te laat gedaan.

De officier van justitie is van mening dat de data in het dossier weliswaar verschillen, maar dat voor een ieder duidelijk is dat zowel de aangifte als de klacht dateren van 15 december 2011. Het betreft kennelijke schrijffouten die zonder verdere consequentie dienen te blijven. De officier van justitie acht zich dan ook ontvankelijk in de vervolging.

De rechtbank erkent dat het dossier slordigheden bevat waar het data betreft, maar het is evident dat zowel de aangifte als de klacht in december 2011 zijn gedaan en ondertekend. De rechtbank laat daarbij in het midden of het om 12 of 15 december 2011 gaat. Het verhoor van verdachte heeft plaatsgevonden op 2 februari 2012 en de sluitingsdatum van het dossier is 7 februari 2012. Ook daaruit kan de conclusie worden getrokken dat de aangifte en klacht in december 2011 zijn gedaan en niet in december 2012.
Volgens de aangifte is [aangever 1]niet eerder dan in november 2011 op de hoogte geraakt van de publicaties van verdachte jegens hem. Aangever heeft vervolgens binnen de daarvoor geldende termijn van drie maanden een klacht tegen verdachte ingediend.
De rechtbank verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van het onder 1 ten laste gelegde.

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft aangevoerd dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde heeft zij daarbij het volgende aangevoerd. Het ten laste gelegde levert op basis van de aangifte, de prints van de internetpagina's en de verklaring van verdachte zelf, smaad, smaadschrift en laster op. De pleegperiode moet wel worden beperkt tot 11 december 2011, nu de aangifte en klacht slechts die periode behelzen. Verdachte droeg wetenschap van het feit dat de door hem geuite aantijgingen in strijd met de waarheid waren ten tijde van de ten laste gelegde periode. Hoewel verdachte er van overtuigd was en is dat asielzoekers verantwoordelijk zijn voor de dood van Marianne Vaatstra, bleek uit een persbericht van het OM van 13 juni 2000 al dat het daderprofiel van de moordenaar zeer veel voorkomt in Noordwest-Europa. Verdachte wist toen dus al dat zijn verdenking in de richting van [aangever 1] onjuist was. Verdachte heeft de goede naam van aangever aangerand met zijn naar buiten gebrachte mening.
De exoneratiebepalingen van artikel 261, derde lid, Wetboek van Strafrecht, zijn niet van toepassing. Verdachte heeft niet gehandeld ter noodzakelijke verdediging van zijn eigen of andermans belang. Ook is er geen sprake van een situatie waarin verdachte te goeder trouw kon aannemen dat wat hij schreef waar was en het algemeen belang dat vereiste.

Mocht verdachte al te goeder trouw hebben kunnen aannemen dat de heer [aangever 1]zich zou hebben schuldig gemaakt aan het achterhouden van informatie over de moord op Marianne Vaatstra, dan werd met die beschuldiging niet het algemeen belang gediend. Immers, de inhoud en de aard van de beschuldiging zijn niet proportioneel. Het openbaar belang kan volgens de Hoge Raad bovendien niet worden gediend door een beschuldiging in zeer heftige bewoordingen of door grievende uitlatingen.
Vervolgens dient nog de vraag te worden beantwoord of de uitlatingen van verdachte gerechtvaardigd werden door de vrijheid van meningsuiting. Vrijheid van meningsuiting, zoals neergelegd in artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) levert geen onbegrensde mogelijkheden op om de persoonlijke levenssfeer van anderen te schenden. Het EHRM heeft bepaald dat informatie betreffende zaken van publiek belang die bijdragen aan het maatschappelijk debat in een democratie grote bescherming verdienen. Er is in het algemeen belang ruimte voor kritische opvattingen over rechterlijke uitspraken en het werk van politie en OM. Verdachte mag dus publiekelijk zijn opinie verkondigen dat naar zijn overtuiging Jasper S. niet de moordenaar van Marianne Vaatstra is. Volgens het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) geeft artikel 10 EVRM geen garantie op volledige onbeperkte vrijheid van meningsuiting, zelfs met betrekking tot verslaggeving betreffende zaken in het algemeen belang. De vrijheid van meningsuiting is verbonden met verantwoordelijkheden, zeker wanneer de vraag zich voordoet of de reputatie van anderen mag worden aangevallen. De vrijheid van meningsuiting is beperkt op een bij wet voorziene wijze ter bescherming van de goede naam of rechten van anderen. Het recht van aangever op bescherming van zijn goede naam wordt bovendien nog versterkt door het in artikel 6 EVRM neergelegde recht om voor onschuldig te worden gehouden tot men is veroordeeld. Dit recht is ook van betekenis bij berichtgeving in de media over rechtszaken, zo heeft het EHRM uitgemaakt. Verdachte heeft met zijn beschuldigingen aan het adres van [aangever 1]de reputatie van een ander aangevallen en daarmee de grens overschreden. Volgens HR 17 oktober 2006 dient beoordeeld te worden of de beledigende uitlatingen noodzakelijk waren voor het voeren van het publieke debat. In het kader van het doel van verdachte om misstanden aan de kaak te stellen met betrekking tot de moord op Marianne Vaatstra, was het niet noodzakelijk zulke verregaande beschuldigingen aan het adres van aangever te doen. Hij had voldoende andere mogelijkheden om daar aandacht voor te vragen en om als 'watchdog' van het OM op te treden. De vrijheid van meningsuiting kan dan ook geen rechtvaardiging vormen voor de door verdachte gedane uitlatingen.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat het ten laste gelegde op basis van de aangifte, de prints van de internetpagina's en de verklaring van verdachte zelf, belediging oplevert.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft voor vrijspraak, dan wel ontslag van alle rechtsvervolging, gepleit.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde heeft hij daarbij het volgende aangevoerd. De foto van aangever was reeds op internet geplaatst en daarmee al voor het publiek vrij toegankelijk. Verdachte was verder van mening dat aangever, de vader van het vriendje van Marianne Vaatstra, zijn zoon had moeten bewegen om met de vader van Marianne in gesprek te gaan en volledige openheid van zaken te geven. Aangever beschermde echter zijn zoon tot het uiterste. Bovendien waren zowel zoon als vader wel bereid meerdere keren met de Panorama in gesprek te gaan. Dit vormt de achtergrond van de door verdachte gedane uitlatingen over de heer [aangever 2]. Voorts betwist de raadsman dat de bewoordingen van verdachte de eer en goede naam van aangever aantasten.
Verdachte gebruikte slechts een beeldspraak. Verdachte had geen opzet op de aantasting in eer en goede naam. Verdachte probeerde als journalist de waarheid boven tafel te krijgen en droeg daarmee bij aan het algemeen belang. Dat recht heeft hij op grond van artikel 10 EVRM. Daarbij heeft verdachte hoor- en wederhoor toegepast. Ten slotte heeft verdachte niet gezegd dat aangever een nazi of verrader is, maar dat zijn gedrag daar meer op lijkt dan op het heldhaftige gedrag van een verzetsheld. Volgens het EHRM behelst het recht op vrijheid van meningsuiting ook uitlatingen die kwetsend, schokkend of verontrustend zijn. Verdachte probeerde met zijn teksten op prikkelende wijze het publiek debat op gang te brengen. Dat valt binnen de grenzen van het toelaatbare.
Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte geen opzet had. Ook betwist verdachte dat de door hem gedane uitlatingen zijn te kwalificeren als smaad en/of laster. Het is een feit van algemene bekendheid dat justitie op enig moment ene [betrokkene 1] heeft aangehouden in verband met de moord. Dit bleek niet de [betrokkene 1]te zijn die men zocht. Verdachte beweert enkel dat aangever weet wie de moordenaars van Marianne Vaatstra zijn en wie de door Justitie gezochte [betrokkene 1]is. Aangever erkent ook dat hij deze [betrokkene 1] kent. Mocht de rechtbank wel tot een bewezenverklaring komen, dan geldt ook voor dit feit hetgeen is gesteld met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde over de vrijheid van meningsuiting en het dienen van het algemeen belang.

Beoordeling van het bewijs

De rechtbank past bij de beoordeling van het ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.

Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde

De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer 2011113195, gesloten op 7 februari 2012, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:

1.
een ambtsedig proces-verbaal van aangifte d.d. 15 december 2011, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [aangever 1]:
Bij dezen doe ik ook schriftelijk klacht met het nadrukkelijk verzoek de door mij genoemde verdachte [verdachte] te vervolgen. Mijn roepnaam is [aangever 1].
Ik kwam op internet diverse sites tegen waar mijn naam genoemd wordt. Op deze sites staan stukken over mij of mijn naam wordt er in genoemd. Op deze sites wordt geschreven dat ik zou weten wie Marianne Vaatstra verkracht en vermoord heeft. Ik zou ook weten waar de hoofdverdachte [betrokkene 1]zou verblijven. Ik zou dit allemaal voor mij houden en niet met Justitie delen. Er staan foto's van mij op de sites en ook een foto van die zogenaamde neef van mij.
De sites waarop die stukken staan zijn onder andere:
-www.rechtsiskrom.wordpress.com
-www.klokkenluideronline.n1
De auteur van al die stukken waar ik in genoemd word, is de man die mij opgebeld heeft. Dat is [verdachte].
Alles wat op internet staat over mij en wat door [verdachte]wordt beweerd is niet waar. Ik weet niets over de zaak Vaatstra en [betrokkene 1] is geen familie van mij.

2.
een ambtsedig proces-verbaal d.d. 2 februari 2012, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
De artikelen over [aangever 1] op:
http://rechtiskrom.wordpress.com/2011/11/02/beste-[aangever 1]http://www.klokkenluideronline.nl/artikele/5163/[aangever 1] http://www.klokkenluideronline.nl/artike1/6288/email-aan-hoofdofficier-leeuwarden
heb ik op internet geplaatst.
Het interesseert mij niet dat hij zich door mijn aantijgingen beledigd voelt. Als hij zich daardoor beledigd voelt, dan is dat zo.

3.prints van de artikelen zoals gepubliceerd op: http://rechtiskrom.wordpress.com/2011/11/02/beste-[aangever 1]http://www.klokkenluideronline.nl/artikele/5163/[aangever 1]http://www.klokkenluideronline.nl/artike1/6288/email-aan-hoofdofficier-leeuwarden
Bewijsoverwegingen

Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan smaadschrift. De rechtbank overweegt daarbij het volgende.
Voor wat betreft de pleegperiode zal de rechtbank deze beperken tot 11 december 2011 bewezen, zoals door de officier van justitie gevorderd, aangezien de aangifte en klacht dateren van 12/15 december 2011 en er dus geen aangifte en klacht zijn die betrekking hebben op eventuele strafbare uitlatingen die door verdachte zijn gedaan na 11 december 2011.
De rechtbank acht laster niet bewezen. Voor laster is vereist dat verdachte ten tijde van de door hem gedane uitlatingen wist dat de door hem te last gelegde feiten in strijd met de waarheid zijn. In de periode waarin verdachte zijn uitlatingen deed, oktober 2010 tot december 2011, was de zaak Vaatstra nog niet opgelost en afgedaan. Het grootschalige DNA-verwantschapsonderzoek moest nog plaatsvinden en Jasper S. was nog niet veroordeeld (het vonnis waarbij hij werd veroordeeld dateert van 19 april 2013). In die periode wist dus nog niemand wie de dader van de moord was, ook verdachte niet. Verdachte kon dan ook niet weten dat hetgeen hij beweerde pertinent onwaar was. Middels het persbericht van het openbaar ministerie van 13 juni 2000 is aan het publiek bekend gemaakt dat het daderprofiel van de moordenaar van Marianne Vaatstra voldeed aan een
Y-chromosomaal profiel dat zeer veel voorkomt in de populatie van Noordwest-Europa. Hieruit leidt de officier van justitie af dat verdachte wel degelijk wist dat hij iemand beschuldigde die de dader niet kon zijn, immers een niet Noordwest-Europese man. Die conclusie deelt de rechtbank niet. In het bericht staat niet dat 100 % zeker is dat de dader van Noordwest-Europese afkomst is en dus geen andere achtergrond kan hebben, zoals degene die verdachte als dader aanmerkt. Het is enkel veel waarschijnlijker dat de dader van Noordwest-Europese afkomst is. Uit het persbericht kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet de conclusie volgen dat verdachte wist dat hetgeen hij beweerde onwaar was. Van 'wetende dat' is dan ook geen sprake, zodat verdachte moet worden vrijgesproken van laster.
De door verdachte gedane uitlatingen en beweringen zijn naar het oordeel van de rechtbank wel aan te merken als smaad. Verdachte heeft bepaalde concrete feiten gepresenteerd aan het publiek waarmee hij de persoon [aangever 1]bij herhaling beschuldigt van het niet met de politie delen van informatie over de moordenaar van Marianne Vaatstra.
Door een dergelijke beschuldiging is [aangever 1]in zijn eer en goede naam, oftewel zijn reputatie, aangetast. Zijn naam is door het handelen van verdachte en de vele publicaties die verdachte heeft gegenereerd op een negatieve wijze verbonden aan de moord op Marianne Vaatstra. Een zoekslag op Google op de naam van aangever levert directe hits op die hem tegen wil en dank met de moord in verband brengen. Het behoeft geen betoog dat dat een aantasting van zijn reputatie oplevert. Aangever ondervindt hier in de praktijk ook regelmatig last van. De rechtbank is van oordeel dat het enkele doen van de uitlatingen via een website reeds opzet op deze aanranding van de eer en goede naam oplevert, waarbij verdachte het kennelijke doel had om daaraan ruchtbaarheid te geven. Verdachte heeft ook verklaard dat hij het voor lief neemt dat aangever zich hierdoor voelt aangetast in zijn eer en goede naam, omdat hij naar zijn zeggen een groter belang dient.
Nu verdachte zijn uitlatingen deed op voor een ieder vrij te raadplegen websites en de informatie op duurzame en leesbare wijze is vastgelegd, is sprake van verspreiding door middel van een geschrift, zodat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan smaadschrift.

De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of er in deze zaak sprake is van uitsluiting van strafbaarheid van het feit zoals bedoeld in artikel 261, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en/of een veroordeling strijdig is met het recht op de vrijheid van meningsuiting zoals neergelegd in artikel 10 EVRM. Voor zover verdachte te goeder trouw heeft kunnen aannemen dat het te last gelegde waar was én het algemeen belang de telastelegging eiste, is geen sprake van smaad(schrift). Daargelaten of verdachte ten tijde van het doen van zijn uitlatingen te goeder trouw mocht aannemen dat hetgeen hij verkondigde waar was, diende hij daarmee in geen geval het algemeen belang. Het onderzoek naar de dader van de moord op Marianne Vaatstra was nog in volle gang en verdachte had Justitie haar werk moeten laten doen. Voor zover verdachte Justitie had willen helpen of misstanden aan de kaak had willen stellen in het algemeen belang, al dan niet in de hoedanigheid van onderzoeksjournalist, had hij het kunnen houden bij het in algemene termen benoemen van die zaken. Eventuele details had verdachte dan kunnen delen met hen die daartoe bevoegd en aangewezen zijn, zonder deze details publiekelijk bekend te maken. Verdachte had voldoende andere mogelijkheden, maar koos er voor om aangever herhaaldelijk met naam en toenaam in het publieke domein te beschuldigen van concrete feiten, op een manier waardoor hij in zijn eer en goede naam werd aangetast. Dat de naam [betrokkene 1]al eerder in de media was genoemd als een door Justitie in het onderzoek als verdachte van de moord aangemerkte persoon, doet voor het verwijt aan het adres van aangever niet ter zake.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de rechtvaardigingsgrond van artikel 261, derde lid, Sr zich niet voordoet en dat de beperking van de vrijheid van meningsuiting van verdachte noodzakelijk is in het belang van de bescherming van de goede naam en rechten van een ander, zodat ook van schending van artikel 10 EVRM geen sprake is.

Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde

De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer 2013031200, gesloten op 10 juni 2013, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:

1.
een ambtsedig proces-verbaal van aangifte d.d. 29 maart 2013, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [aangever 2]:
Omstreeks december 2012 werd ik door een familielid erop geattendeerd dat [verdachte]een artikel had geschreven over mij in combinatie met de zaak Vaatstra. Ik voel mij beledigd door het volgende, door [verdachte]op de site http://rechtiskrom.wordpress.com geplaatste artikel.
In dit artikel staat de volgende alinea: "[aangever 2], ik lees in dit artikel dat je vader verzetsheld was. Blijkbaar heb je weinig van zijn genen geërfd, want jouw huidige gedrag lijkt meer op dat van een met de Nazi’s collaborerende verrader.” Bij dit geplaatste artikel staat een foto waarop ik met mijn zus ben afgebeeld bij het graf van mijn oom [betrokkene 3], gelegen op de erebegraafplaats Loenen. Deze foto is door [verdachte]gekopieerd vanaf de site van Binnenstebuiten. Door dit geplaatste artikel is mijn eer en goede naam aangerand. Ik ben tot op het bot beledigd. Bij dezen doe ik dan ook aangifte en klacht tegen [verdachte], met het verzoek tot vervolging.

2.
een ambtsedig proces-verbaal d.d. 23 mei 2013, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Mijn eigen website betreft http://rechtiskrom.wordpress.com.
V: U heeft op deze website, bij dit artikel een foto geplaatst van [aangever 2]en zijn zus bij het graf van hun oom, welke was geplaatst bij een door de [aangever 2]gegeven interview over het verzetsverleden van de vader en deze oom van [aangever 2]. Daarbij heeft u als commentaar vermeld: "Waarom hebben jullie ondanks herhaald verzoek nooit gereageerd op mijn artikel van twee jaar geleden? Smadelijker kun je het toch niet krijgen als mijn artikel niet de waarheid vertelt? [aangever 2], ik lees in dit artikel dat je vader verzetsheld was. Blijkbaar heb je weinig van zijn genen geërfd, want jouw huidige gedrag lijkt meer op dat van een met de Nazi's collaborerende verrader. Kun je niet eens laten zien dat je toch wat van hem hebt?" Hoe zit dat?
A: Oké, is dat het voornaamste waar hij aanstoot aan neemt?

3.prints van het artikel en de foto zoals gepubliceerd op http://rechtiskrom.wordpress.com
Bewijsoverwegingen

De rechtbank is op grond van bovenstaande bewijsmiddelen van oordeel dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan belediging. De rechtbank vindt de door verdachte gekozen bewoordingen op zichzelf, maar zeker in de context bezien en met de toevoeging van de foto van aangever, beledigend. Met het geven van de uitingen is het opzet gegeven. Ook al had verdachte met het doen van de uitingen het doel zoals hij dat stelt te hebben gehad, dan heeft hij met de gekozen bewoordingen een grens overschreden. Dat de foto van aangever al op internet te vinden was, leidt niet tot de conclusie dat de door verdachte gedane uitlatingen niet strafbaar zijn. De foto is immers niet op zichzelf staand gebruikt, maar door verdachte ter illustratie gevoegd bij de beledigende woorden.

Het is volstrekt onduidelijk waarom verdachte deze nodeloos beledigende termen moest doen in het kader van een bijdrage aan het publieke debat. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de overwegingen die zij met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde heeft gegeven over de uitzonderingsbepalingen en artikel 10 EVRM.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:

1.

hij, in de periode van 12 oktober 2010 tot en met 11 december 2011 te Groningen en/of te Overveen, meermalen (telkens) opzettelijk de eer en goede naam van [aangever 1] heeft aangerand door telastlegging van bepaalde feiten, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft verdachte met voormeld doel op internet (op de websites www.rechtiskrom.wordpress.com en www.klokkenluideronline.nl) verscheidene teksten geplaatst waarin die [aangever 1]met naam en toenaam wordt genoemd waarbij één of meer foto's van die [aangever 1] zijn geplaatst en waarin het beroep van die [aangever 1] staat genoemd, met de inhoud (onder andere)

(www.rechtiskrom.wordpress.com)
- " jij weet wie Marianne Vaatstra hebben verkracht en vermoord en gaat daarmee
niet naar de politie" en
- " Zowel jij als justitie weten dat de echte [betrokkene 1], die kleine vadzige onverzorgde [betrokkene 1], de zogenaamd spoorloos verdwenen [betrokkene 1], niet de keurige lange slanke [betrokkene 1]is die justitie in Turkije heeft opgepakt. Maar dat hij jouw volle neef is die justitie stiekem het land heeft uitgesmokkeld." en
- " Zowel [aangever 1]als [betrokkene 2] weten wie de moordenaars zijn en kunnen bevestigen dat justitie de verkeerde [betrokkene 1] heeft opgepakt."
en

(www.klokkenluideronline.nl)
- " de hoofdverdachte [betrokkene 1]is de neef van [aangever 1]." en
- " Alles duidt erop dat minimaal deze [aangever 1] bekend is met de huidige verblijfplaats van de hoofdverdachte [betrokkene 1]."
2.

hij in de periode van 1 december 2012 tot 1 januari 2013 te Buitenpost en/of Overveen, opzettelijk [aangever 2]heeft beledigd door op internet (de website www.rechtiskrom.wordpress.com) een tekst te plaatsen met (onder meer) de inhoud:

"[aangever 2], ik lees in dit artikel dat je vader verzetsheld was. Blijkbaar heb je
weinig van zijn genen geërfd, want jouw huidige gedrag lijkt meer op dat van
een met de Nazi's collaborerende verrader."

en

bij voornoemde tekst een foto van die [aangever 2]en/of een hyperlink naar een artikel (uit/van de 'Binnenste Buiten') over die [aangever 2] en familieleden van die [aangever 2] te voegen.

De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:

1.smaadschrift, meermalen gepleegd;
2.eenvoudige belediging.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafoplegging

Vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis, alsmede een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier weken met een proeftijd van twee jaren. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf dient een bijzondere voorwaarde te worden verbonden, inhoudende dat verdachte wordt verplicht de teksten en foto's betreffende [aangever 1]en [aangever 2]van zijn websites te verwijderen en een verbod tot het plaatsen van nieuwe teksten en/of foto's van aangevers. Tot slot heeft de officier van justitie de maatregel van artikel 38v Sr gevorderd, inhoudende een contactverbod met [aangever 1]en [aangever 2], welke maatregel dadelijk uitvoerbaar dient te worden verklaard. Daarbij dient een vervangende hechtenis voor de duur van één maand per overtreding te worden bepaald, met een maximum van zes maanden in de periode van twee jaren.
De officier van justitie heeft bij haar strafeis rekening gehouden met het feit dat verdachte als first offender te beschouwen is en met het feit dat het voor verdachte kennelijk niet relevant is of mensen die hij in zijn uitlatingen beschuldigt zich daardoor beledigd of gekwetst voelen. Een straf is passend, alsmede een voorwaardelijke straf met het doel om herhaling te voorkomen en om daaraan de voorgestelde bijzondere voorwaarde te kunnen verbinden.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft, voor het geval de rechtbank (één van) de feiten bewezen mocht achten, aangegeven dat de eis van de officier van justitie in geen enkele verhouding staat tot de richtlijnen die het openbaar ministerie voor dergelijke feiten hanteert. Een voorwaardelijk strafdeel zorgt er voor dat verdachte monddood wordt gemaakt. Het beperken van iemands elementaire vrijheden kan niet de bedoeling zijn in een democratische samenleving.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.

De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan smaadschrift en eenvoudige belediging. Hij heeft zich via zijn internetsite onnodig grievend en kwetsend uitgelaten over beide aangevers waardoor zij in hun eer en goede naam zijn aangetast. Beide aangevers ondervinden veel hinder van de aantijgingen van verdachte. Niet alleen voelen zij zich diep beledigd, ook hebben de feiten invloed op hun dagelijks leven doordat iedereen via een eenvoudige zoekslag op internet op de namen van aangevers terecht komt bij de door verdachte verspreide artikelen. Dit leidt tot negatieve beeldvorming over hun personen. Het is algemeen bekend dat wanneer iemands naam op deze wijze op internet terecht komt, het niet gemakkelijk is daarvan af te komen. De feiten hebben dus grote en langdurige impact op het leven van aangevers. Het handelen van verdachte kan dan ook als buitenproportioneel worden aangemerkt, zodat het gerechtvaardigd is de oriëntatiepunten die voor dergelijke feiten bestaan buiten beschouwing te laten bij de straftoemeting en hiervan af te wijken. Ten voordele van verdachte houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat in dit geval een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend is, waarbij de rechtbank vooral het aspect van het voorkomen van het opnieuw plegen van dergelijke feiten zwaar mee laat wegen. Aan deze voorwaardelijke straf zal de rechtbank bijzondere voorwaarden verbinden, te weten de verplichting voor verdachte om de teksten en foto's op zijn websites die betrekking hebben op aangevers te verwijderen en het verbod om teksten en/of foto's te plaatsen, alsmede een contactverbod met beide aangevers.
De rechtbank zal het contactverbod niet opleggen in het kader van de maatregel ex artikel 38v Sr, zoals gevorderd door de officier van justitie. De wet waarbij deze vrijheidsbeperkende maatregel aan het wetboek werd toegevoegd, is op 1 april 2012 in werking getreden. Het bewezen verklaarde feit waar de maatregel in hoofdzaak betrekking op zou moeten hebben, feit 1, heeft een pleegperiode tot 11 december 2011. Ten tijde van het plegen van het feit was de maatregel van artikel 38v Sr dus nog niet in werking getreden. Verdachte kon op dat moment dus niet voorzien dat zijn handelen onder de toepassing van deze maatregel zou kunnen vallen. Bij de wet is niet voorzien in overgangsrecht, zodat het voor verdachte meest gunstige strafregime moet worden toegepast, hetgeen inhoudt dat de maatregel niet zal worden opgelegd.

Vordering van de benadeelde partij (m.b.t. het onder 1 bewezen verklaarde)

[aangever 1]heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering is ter zitting nog nader toegelicht door de gemachtigde van de benadeelde partij, mr. P.T. Huisman.
Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft, nu hij voor vrijspraak dan wel ontslag van alle rechtsvervolging heeft gepleit, betoogd dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, althans moet worden afgewezen.

Beoordeling

De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.
De benadeelde partij heeft zijn schade gevorderd als voorschot. De rechtbank begrijpt hieruit dat de benadeelde partij zijn vordering heeft beperkt tot dat deel dat volgens hem zonder onevenredige belasting van het strafgeding kan worden vastgesteld.

Vordering van de benadeelde partij (m.b.t. het onder 2 bewezen verklaarde)

[aangever 2]heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft, nu hij voor vrijspraak dan wel ontslag van alle rechtsvervolging heeft gepleit, betoogd dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, althans moet worden afgewezen.

Beoordeling

De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2013.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 57, 261 en 266 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.

Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.

Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken.

Bepaalt, dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.

Stelt als algemene voorwaarden:
1.dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2.dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3.dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:

4.dat veroordeelde alle teksten en foto's die betrekking hebben op [aangever 1] [aangever 2] van de websites rechtiskrom.wordpress.com en www.klokkenluideronline.com zal verwijderen en geen (nieuwe) teksten en/of foto's van genoemde personen en/of hun familie waar dan ook op internet zal plaatsen.
5.
dat veroordeelde gedurende de proeftijd van twee jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [aangever 1]en/of zijn collega's en
[aangever 2].

Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

Vordering van de benadeelde partij (m.b.t. het onder 1 bewezen verklaarde)

Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 1]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1.000,-- (zegge: duizend euro).
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.

Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[aangever 1], te betalen een bedrag van € 1.000,-- (zegge: duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 20 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.

Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [aangever 1], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

Vordering van de benadeelde partij (m.b.t. het onder 2 bewezen verklaarde)


Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 2] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 545,-- (zegge: vijfhonderdvijfenveertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2013.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.

Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[aangever 2], te betalen een bedrag van € 545,-- (zegge: vijfhonderdvijfenveertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2013, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [aangever 2], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.W. van Weringh, voorzitter, F.J. Agema en A.F. Gerding, rechters, bijgestaan door mr. A.J. van Baren, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 maart 2014.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten