vrijdag 28 maart 2014

Laurent Louis, Elio Di Rupo en Marc Dutroux nader bekeken (PDF)


Gister ontstond in het Belgisch parlement grote ophef. De extreemrechtse politicus Laurent Louis noemde de eerste premier van onze zuiderburen, Elio Di Rupo, een pedofiel. Hierop liep het gehele halfrond leeg en spraken andere politici er schande van. Ik begrijp heel goed dat een dergelijke term wanneer ongepast gebruikt een onuitwisbare smet op een persoon legt. Maar het is interessant wanneer we zijn opmerking bekijken in het kader van de door De Grijze Duif veel besproken Marc Dutroux. Dus laten we de zaak eens nader bekijken...



Eerlijk is eerlijk, Laurent Louis is een politicus die geen blad voor de mond neemt en geregeld over de grens van het algemeen geaccepteerde toelaatbare gaat. Hij zal geen mogelijkheid onbenut laten om door middel van populistische uitspraken in beeld te komen, controversieel is hij zeker. Maar wanneer men hem gedegen zou willen bestrijden, dan zou men zich moeten beperken tot het onderbouwd weerleggen van zijn uitspraken, met steekhoudende argumenten dus. Persoonlijke aanvallen of op de man spelen, argumentum ad hominem, is een veelgebruikt voorbeeld van een drogreden. Het is geen inhoudelijk argument, ondanks de schijn van legitimiteit, en is slechts bedoeld om de persoon in diskrediet te brengen. En dat zien we in dit specifieke geval  de kop op steken.

In ieder geval in het filmpje wat ik hierboven plaatste. Politiek commentator Ivan de Vadder noemt hem al direct "de hofnar van het parlement","gek", "provocateur" en zo verder... Ook de politici en diverse media bedienen zich van de drogreden-retoriek. maar iets dat werkelijk mijn aandacht trok was De Vadder die vertelt over de immuniteit, politieke onschendbaarheid, van Laurent Louis in het kader van de pedofilie-aantijgingen aan het adres van Elio di Rupo. Hij zegt hierover:

"Je bent als parlementslid gedekt door die immuniteit. Je mag dus bijvoorbeeld wat Laurent Louis vandaag gezegd heeft, je mag dat zeggen. Uhm, iets anders is als hij het halfrond verlaat en hetzelfde gaat zeggen. Ja dan stelt hij zich bloot aan vervolging, en wordt hij als parlementslid vervolgd. En dan moet zijn immuniteit opgeheven worden."
(4:56 minuten)

En dat is reeds het geval geweest, want Laurent Louis heeft ook buiten het halfrond Elio di Rupo beticht van pedofiele praktijken. Hiervoor diende hij zich afgelopen maand te verantwoorden voor het gerecht. Maar een definitieve uitspraak is er nog niet geweest, en de zaak gaat verder op 8 april. Interessant gezien de gelijktijdige zaak van Demmink die hier in ons kikkerlandje speelt, de zaak van Jimmy Savile bij onze Engelse bondgenoten en zelfs Bill Clinton die in opspraak is omdat hij met regelmaat met zijn vliegtuig zou zijn geland op een eiland vol schandknapen! Bizarre tijden!

Maar om terug te keren naar de zuiderburen, Laurent Louis hield het niet bij een uitspraak. Hij publiceerde onder andere een brief waarin hij in groter detail ingaat op de pedofilie zaak van Di Rupo. Voor diegenen die de Franse taal machtig zijn is hier de gehele brief te lezen. Zelf ben ik dat niet, dus zal ik het moeten zoen met wat Nederlandstalige bronnen. En zo lezen wij op  Clint.be:
Eerder deze week zette Laurent Louis (MLD) al een bericht op twitter waarin hij Elio Di Rupo van ontucht met minderjarigen beschuldigde, deze keer gaat hij nog een stap verder. Nadat hij door de media met de grond gelijk werd gemaakt, slaat hij nu terug: hij publiceerde een open brief waarin hij zijn beweringen staaft met getuigenissen.

Laurent Louis heeft de voorbije jaren al meerdere keren de actualiteit gehaald (zo diende het Centrum voor Gelijke Kansen en Racismebestrijding nog een klacht tegen hem in en wou hij studentendopen bestraffen met twee jaar cel), maar de informatie waarmee hij voor de dag kwam, bleek niet steeds te kloppen. Nu heeft hij openlijk de strijd verkondigd tegen de machtigste man van België: premier Di Rupo. Hij haalt een aantal oude beschuldigingen terug boven en illustreert ze met anonieme getuigenissen.

De reden waarom hij hiertoe overgaat beschrijft hij zelf uitvoerig: de gecorrumpeerde, gepolitiseerde staat die België is, wat hij illustreert met de Belgische deelname aan de oorlog in Libië en vooral de drogredenen die hiervoor aangevoerd werden. Nog volgens Louis is ook de hypocriete houding tegenover de herverkiezing van Kabila een perfecte illustratie van zijn stelling.

Maar het meest frappante voorbeeld is wellicht de hele affaire Dutroux: volgens Louis ging het helemaal niet om een alleenstaand geval, maar wel om een veel breder pedofilienetwerk. Cruciale elementen zoals haaranalyses zouden niet onderzocht zijn en delen van het onderzoek waaronder videomateriaal is niet meer beschikbaar. Bovendien zouden Julie en Melissa geen hongerdood gestorven zijn, maar wel door herhaaldelijk seksueel misbruik. Louis zou hiervan bewijzen hebben in de vorm van een rapport van de wetsdoctoren en van autopsiefoto's, die hij echter op een veilige plaats heeft weggeborgen 'in het geval hem iets overkomt'. Hij stelt zich de vraag wie men heeft willen beschermen met de manipulatie van het onderzoek.

De hoofdbrok van zijn brief gaat echter over Elio Di Rupo, premier van België. Volgens informatie die werd aangereikt door een site ter bestrijding van pedofilie zouden er heel wat getuigenissen en klachten tegen Di Rupo zijn, die echter een stille dood sterven en waar men geen inspanning voor doet om deze op te helderen. Hij noemt hierbij nummers van processen-verbaal op waaruit blijkt dat er officiële documenten en getuigenissen zijn waarin beschreven wordt hoe Di Rupo orale en anale seks had met minderjarigen tegen betaling. Tevens zou de identiteit gekend zijn van twee 'toyboys' die 13 en 14 waren toen ze seks hadden met de premier, die in de seksclub 'Elvis' werd genoemd.
Een ander rapport, dat dateert van 3 december 1996, zou eveneens seksuele relaties met 16 tot 18-jarige jongens beschrijven, maar bevat tevens de kenmerkende zin: "Gezien de naamsbekendheid van M. Di Rupo, zullen we dit niet vervolgen". Verschillende anonieme klachten werden volgens Louis verticaal geklasseerd.

In augustus 1989 zou Di Rupo in Bergen aangetroffen zijn met twee jongens van 12 en 13 jaar in zijn wagen door twee politieagenten. De geslachtsdelen van de jongens waren ontbloot. Omdat hun oversten hen dit afraadden, werd er geen proces-verbaal opgesteld. Drie jaar geleden werden de agenten overhaald om toch klacht in te dienen, een klacht die een jaar later geklasseerd werd.

In hoeverre de beweringen van Laurent Louis kloppen, is de vraag, maar gezien de hoeveelheid informatie en de concrete nummers van proces-verbalen moet dit na te gaan zijn. Voor Di Rupo, die met de regering momenteel de mokerslagen die de N-VA hen toedient, probeert te ontwijken, ziet het er naar uit dat hij nog op een tweede front zal moeten strijden: dat van de geruchtenmolen over het liederlijke verleden van de Italo-Belg. Geruchten die nu al een vijftiental jaar bijzonder hardnekkig blijven opduiken, al dan niet de lucht ingestuurd door politieke tegenstanders...
Als we De Vadder moeten geloven waren het allemaal valse beschuldigingen aan het adres van Di Rupo, hij is volledig witgewassen. Opmerkelijke term in vergelijking met de Nederlandse betekenis. Maar dat ter zijde. Dit artikel stamt uit januari 2012. Dus ruim twee jaar verder suddert dit nog steeds verder. Maar het is niet slechts twee jaar, want reeds in 2008 schreef Kleintje muurkrant hierover:

Van Estoril naar Zandvoort (67)

zondag 27 april 2008
Door het verschijnen van het boek van Nihoul, liefhebber en organisator van ketsfeesten waarbij naar eigen zeggen naar believen koters konden worden ingehuurd, is ook de kwestie Elio di Rupo weer actueel geworden. Een socialistische hotemetoot in Belgie-Zuid wiens polletieke loopbaan in 1996 bijna de Maas inging door beschuldigingen van hopsen met ondermaatse boys. Maar een diepgaand onderzoek bracht aan het licht dat het allemaal slap gelul was. Nou ja, diepgaand. Er werden een paar jonge bekken gesnoerd en dat was het wel zo'n bietje. Er werd bijvoorbeeld geen aandacht besteed aan de verklaring van een call-boy uit de Luikse bar La Brique, dat Di Rupo met enige regelmaat bedragen tot 15.000 francs betaalde om een wip te maken met te verse kalfslapjes. En dan lag er nog een notitie bij het gerecht dat Eliootje tegen gereduceerde prijs boys van dertien en veertien jaar smeerbeurten gaf. Verder troffen twee bromsmurfen ooit eens bij het meer van Grand Large vriend Di Rupo in zijn auto aan met twee jochies van 11 en 13 zonder broek. Misschien in de haast vergeten aan te trekken toen ze met oom Elio een ritje gingen maken. Alles is mogelijk. Het proces verbaal werd overigens door een hoge bef in het ronde archief gemieterd.
Oh, en dan nog deze. Om duidelijk te maken waarom dit soort zaken in de berm raken. Gaat om de slotzin uit een verslag van twee dikke nekken van de BOB over het kinderhopsen van Di Rupo: "Gezien de bekendheid van Mr. Di Rupo stellen wij geen vervolging in".

Kijk, zo zit dat. Als je een sukkel uit een trolmileu bent ga je zwaar voor het luik. En terecht. Maar als je uit de wat highere society komt, ligt dat toch echt anders. Ook hier in Viva Hollandia. Getuige alleen al de zaak Joris Demmink, de secretaris-generaal van Justitie. Mogelijk een van de prominenten op Teeven's List. Te treurig voor woorden. Zeker op de dag des Heren. Stay tuned.
En zo kunnen we steeds verder de geschiedenis induiken, op zoek naar momenten dat dit verhaal zich wederom de kop op stak. En Gisteren dus weer... Maar de bron van het verhaal maakt het voor mij pas interessant. Dan komen we uit bij Marc Dutroux.

Niemand die de zaak serieus heeft onderzocht kan vol blijven houden dat er geen netwerken rondom deze maniak aan het werk waren. Al was het maar dat Dutroux een uitkering opstreek, maar wel 10 huizen en diverse garageboxen op naam had staan. Al was het maar dat ten tijde dat hijzelf in het gevang zat er rond de 30 getuigen in die zaak om het leven zijn gekomen. 30 ja, u leest het goed!!! Het is natuurlijk niet te doen eigenhandig 30 mensen het zwijgen op te leggen terwijl je achter slot en grendel zit... Of al was het maar om de in de doofpot gedeponeerde X-dossiers, waarover ik reeds hier, hier en hier berichtte. Wanneer je dan dieper op de materie ingaat, dan komt er een stroom aan prominente namen voorbij. Mensen van adel en met "klasse", maar ook politici! Dutroux gaf tijdens zijn proces reeds aan dat hij de zondebok was om een groter netwerk, beschermd door de staat, buiten shot te houden.


Dat de onderste steen boven komt wanneer het de vermeende pedofiele wandaden van premier Di Rupo betreft, daar heb ik geen vertrouwen in. Hiermee wil ik niet impliceren dat de beste man schuldig is, maar het afdekken van pedofiele netwerken bij onze zuiderburen is zo diep geworteld in het systeem, dat het naïef zou zijn openheid van zaken te verwachten. En dat mechanisme is niet exclusief voor de Belgen, maar daar kunnen we in ons eigen kikkerlandje ook wat van, getuigen de jarenlange stilte rondom Joris Demmink. En ook hier moet ik nog maar zien dat de onderste steen boven komt...

Maar voor de speurneuzen onder ons wil ik wijzen op een meer dan 1000 pagina's tellend PDF over de zaak Dutroux wat Wikileaks ooit online heeft gezet. Het is inmiddels van hun eigen site verwijderd, maar is natuurlijk prima te vinden op internet. De naam Di Rupo komt herhaaldelijk voor in het document. Achteraf witgewassen zoals gezegd, maar het is altijd mooi voor in de archieven. Ook onze hoofdstad Amsterdam heeft een mooie plek in het document gekregen. Net zoals Rotterdam, Eindhoven en Maastricht. Maar van een netwerk geen sprake?

Voor wie meer wil lezen over deze doofpot: The sinister Marc Dutroux cover-up.

De hand boven het hoofd, van de elite door de elite, zal niet verdwijnen. Maar voor wat het waard is zal ik een quote geven van Dutroux zelf over zijn zaak, en een citaat uit De Demmink doofpot om het dichter bij huis te houden, en daarmee af te sluiten.

Dutroux volgens de BBC:
"There is a well-grounded [paedophile] ring," he said. "I maintained regular contact with people in this ring. However, the law does not want to investigate this lead."

De Demmink Doofpot:
“Ik heb zelf eerder uit zeer betrouwbare bron vernomen dat sprake is van een groot pedofielen netwerk in Den Haag. Daarin zou niet alleen genoemde s-g Joris Demmink betrokken zijn maar veel meer hoge topambtenaren en politici.”
(Anonieme klokkenluider uit de recherchewereld op pagina 6)

Update 29-03-2014
Via http://www.adhdfraude.net/blog/?p=8112/
Mark Grammens schreef in december 2011 (tijdens 541 dagen regeringsonderhandelingen) een overzicht van de kranten uit 1996:

Een chanteerbaar eerste minister?

Als EIio di Rupo nu of later Belgisch eerste minister wordt, dan moeten de autoriteiten en de pers ervan uitgaan dat zijn verleden in de internationale media zal worden opgerakeld, en over dat verleden is door toedoen van ondermeer toenmalig eerste minister Jean-Luc Dehaene niet alles bekend.

Er kunnen dus nog geraamten uit de kast vallen.

Als de Britse pers een deelnemer aan het overleg tussen Europese regeringsleiders als een van pedofiele seksuele praktijken verdacht eerste minister kan te kijk stellen, zal ze zeker niet nalaten dat te doen. En meteen zal ook de reputatie van België – dat nog steeds in de wereld bekend staat als het land van Dutroux – weer duchtig in het gedrang komen.

Het was immers een publieke schande dat Di Rupo, toen serieuze verdenkingen bij zijn levenswandel werden geuit, niet is moeten aftreden.

Met andere woorden: in het dossier-Di Rupo van de jaren negentig van vorige eeuw versmelten verdenkingen van seksuele omgang met kinderen en een politieke doofpottenbeleid.

Toen de doofpot een feit was, zei Hugo de Ridder (in De Nieuwe Panorama, 6.11.97) woordelijk dat Dehaene Di Rupo niet had mogen handhaven als vice-premier, want Di Rupo “gaf toe dat hij wisselende seksuele kontakten had gehad met jongeren”.

De Ridder vond dit “een ongeoorloofd machtsmisbruik van een minister”, vandaag zou men zeggen: geen geringer machtsmisbruik dan wanneer een bisschop dit doet.

De zaak begon met een onbetrouwbaar getuigenis van een fantast.

De aanklacht die daaruit voorvloeide, werd terecht geseponeerd door het gerecht. Maar onder tussen waren er nog tenminste twee stevige dossiers wegens pedofilie tegen Di Rupo samengesteld, en die waren wel serieus.

De dossiers kwamen onder politieke invloed bij het Hof van Cassatie terecht, waar ze tot ergernis van de prokureur-generaal in de vergeethoek belandden. De regering-Dehaene kon aanblijven, en de waarheid over de beschuldigingen tegen Di Rupo werd niet meer achterhaald, zelfs niet meer onderzocht.

Toenmalig PS-voorzitter Busquin had zijn beschermeling Di Rupo gered door met een regeringskrisis to dreigen.

Het Hof van Cassatie kwam er aan te pas op initiatief van de Kamer, die aan dat Hof de taak had toegekend om de beschuldigingen tegen een minister in funktie (Di Rupo was vice-premier) te onderzoeken. In de praktijk werd het onderzoek zo onttrokken aan de bevoegde speurders.

Mw Liekendael, prokureur-generaal, had het later publiek (De Standaard, 2.9.98) over een “onaangename ervaring” en betreurde dat dit te maken had met “de moreel verwerpelijke levenswandel van in opspraak gekomen ministers”.

Van zijn kant vertelde de Brusselse prokureur Van Oudenhove aan de bevoegde Kamerkommissie over een doofpotoperatie.

De aanwijzingen tegen Di Rupo waren volgens hem (DeStandaard, 21.11.96) sterk genoeg om een gewone in vervolgingstellling to bevelen, maar dat is door de tussenkomst van de Kamer niet gebeurd.

Het dossier waar de Kamerleden dienden over te oordelen en dat zij, door het naar Cassatie te verwijzen, aan het gerecht onttrokken, was inmiddels de inzet geworden van een partijpolitiek spel.
Het gerecht kreeg voor dit onderzoek ongewone beperkingen opgelegd.

Volgens Dirk Achten in De Standaard (Hoofdart., 22.11.96, onder de sprekende titel “Kan dit nog?”), reageerden vele politici “met sprakeloze verbazing” op “de beschermingsoperaties rond Di Rupo”, die operaties, aldus Achten, duwen “het prestige van de regering naar een dieptepunt’.

De regering-Dehaene moest op dat moment op eieren lopen om in leven to blijven, en kon zich geen twist met de PS veroorloven.

Dehaene was politiek verplicht Di Rupo te beschermen hoewel er volgens prokureur Van Oudenhove “voldoende ernstige feiten voorlagen om Di Rupo in beschuldiging te stellen”.

De politiek verhinderde dit, “een schande” volgens Van Oudenhove (De Standaard, 21.11.96).

Door een juridische spitsvondigheid wist de Kamer wel het dossier maar niet de man Di Rupo, naar Cassatie (dat over ministers in funktie dient te oordelen) te verwijzen, zodat Di Rupo buiten schot bleef.

Deze formule, die leidde tot een feitelijke seponering, werd in de toenmalige CVP doorgedrukt door Dehaene. Hij hield staande dat het dit was, of een regeringscrisis en nieuwe verkiezingen.

Door een “bruut machtsspel” (De Standaard, 14.12.96) werd Di Rupo door de politiek, tegen de mening van het gerecht in, witgewassen van pedofiele en derhalve strafbare seks.

Busquin verdedigde dit met te zeggen dat het “privé-leven” van politici niemands zaken zijn, en vergat het te hebben over misdadige pedofiele toestanden (De Standaard, 19.11.96). Tot degenen die participeerden in de witwasoperatie behoorden de toen jonge CVP’ers Tony van Parys en Jo Vandeurzen.

De wet, die dezelfde is voor Henegouwse socialisten als voor Vlaamse priesters, verbiedt seksuele kontakten van meerderjarigen met jongeren.

Di Rupo heeft nooit expliciet ontkend dat dit hem was overkomen.

Volgens het parket betrof slechts één procent van de getuigenissen in de dossiers al te lichtzinnige en ongeloofwaardige verklaringen (De Standaard, 11.12.96).

In het Brusselse homomilieu werden vele jongeren tot lang na het seponeren van de zaak nog ondervraagd over hun kontakten met Di Rupo (Het Laatste Nieuws, 2.7.98).

Ook kwamen dossiers naar boven uit Bergen over het leven van Di Rupo in de stad waar hij burgemeester was (Het Laatste Nieuws, 10.7.98), plus dossiers uit Namen uit het jaar 1996 (De Morgen, 5.3.98). Het Duitse weekblad Der Stern (1.3.97) bezorgde zijn lezers een vrijwel volledig overzicht van alle beschikbare feiten en aantijgingen.

Geheel afgezien van de strafbare feiten, wat hierover te denken? Dit schreef Manu Ruys over Di Rupo in De Standaard van die dagen (22.11.96):
 De nummer twee van de regering (Di Rupo, in de regering-Dehaene is een 45-jarige man die over macht, prestige en geld beschikt, nachtelijke bars frekwenteert, intieme relaties zoekt met sociaal zwakkere jongeren, en vragen naar hun leeftijd ontwijkt of niet relevant noemt.

Ook als het niet om minderjarigen gaat, blijft de politieke vraag of zo’n man als vice-premier het land en de koning kan vertegenwoordigen. Het gerecht werd in zijn eer en reputatie gekwetst. (…) Het is de regerende coalitie die verkrampt en beschaamd zijwegen opgaat om de positie van het kabinet te redden”.

Wil een land door zijn keuze van de eerste minister geassocieerd worden met iemand die vluchtige seksuele kontakten onderhoudt met minderjarigen?

 Iemand die in zijn vrije tijd het nachtleven van Brussel, Luik of waar dan ook, opzoekt, – iemand die, los van schuld en onschuld, in zijn privéleven politiek onaanvaardbare risico’s neemt, die dus een milieu frekwenteert dat misbruik kan maken van zijn kwetsbaarheid?

The sinister Marc Dutroux cover-up


Het volgende Engelstalige artikel is integraal overgenomen.

The sinister Marc Dutroux cover-up (part 1)

It’s worth reminding ourselves of the events surrounding Belgian paedophile abductor Marc Dutroux. Institutions that are meant to protect society can sometimes contribute to misdeeds of the most sinister kind. The Dutroux case was characterised by deliberate police incompetence and behind-the-scenes murder of witnesses.

In June 1995, two eight-year-old friends, Julie Lejeune and Melissa Russo, walked to a bridge to wave at the traffic, a regular pastime of theirs. They never came home. In stark contrast to the Madeleine McCann saga this year, the case attracted little attention, including from the police.

The families were soon disillusioned by the non-committed and lacklustre police investigation and hired a private investigator to look into things. The person came up with a profile that was passed on to the police investigators. It reported that the person responsible would probably be unemployed and very methodical.

There were only five suspects in Belgium who matched the drawn-up profile of the abductor at that time. One of them was Marc Dutroux, who had been convicted in 1989 for the abduction and rape of five young girls. He had been released in 1992 after serving only three years of a 13-year sentence.

Following his release, Dutroux began constructing a dungeon under his house in preparation for his coming spree of abduction. He was determined to escape detection this time and fine-tuned the underground cells to frightening perfection. The cages even had air vents in them. His ex-wife, Michelle Martin, slapped a happy coat of paint on the walls.

Meanwhile, the man who had returned Dutroux to society, Justice Minister Melchior Wathelet, was “rewarded with a prestigious appointment to serve as a judge at the European Court of Justice at The Hague”.

At the time of the first disappearance, evidence pointing to Dutroux had already come in. Two years earlier, investigators had heard from a man who was renting one of Dutroux’s properties. He had driven around with Dutroux who, upon noticing a girl walking down a street, had said: “There’s a fresh one.” Dutroux talked of the money to be made selling girls into slavery and offered the man money if he assisted him in the project.

The man was disturbed enough by this to file a complaint to the police within the very next hour. It was handled by one of three different police agencies in Belgium, similar to what we have in South Africa with the Scorpions. This particular agency was to receive plenty of useful tip-offs in the months ahead — enough, in fact, to bring the investigation to an immediate close.

But the agency failed to act on the information. Neither did it pass anything on to the “rival” police force, clutching its secrets close to its chest.

In 1995, the agency not only had knowledge of Dutroux’s disturbing comments to a tenant about abducting girls, but actually also knew that he was busy with his dungeon. The previous informer had come forward with this information at the beginning of the year.

So, in June 1995, we have girls starting to disappear and compelling pointers in the direction of a convicted paedophile who has built a dungeon under his house.

The response? Dutroux isn’t even brought in for questioning. Maybe they thought he wanted to store some spare tools in the air-ventilated cellar.

Out of sight, other events were under way to suppress information. This information was not reported on at the time, but only surfaced in newspapers five years later.

In 2002, the BBC wrote: “Bruno Tagliaferro, a Charleroi scrap-metal merchant who knew Dutroux, claimed to know something about the car in which Julie and Melissa were kidnapped. But he was soon found dead, apparently of a heart attack.”

A rather suspicious heart attack, under the circumstances.
   
His wife also thought so and “refused to accept the verdict and arranged for his body to be exhumed. Samples sent to the US for analysis showed he’d been poisoned.”

But this tragic fate of the scrap-metal merchant who knew something about Dutroux was soon to extend to his wife.

The BBC added: “Soon after, her teenage son found her dead at home in her bed, her mattress smouldering. Publicly it was declared suicide, or an accident.”

It’s difficult to imagine how someone can accidentally set themselves alight in their bed, and surely the technique is rather outlandish for a suicide.

The BBC reported in 2002 that there had (at that stage) already been 20 such peculiar deaths surrounding the case: chiefly witnesses and informants due to give evidence in court in the build-up to the trial in 2004.

The removal of witnesses shows a resourceful and powerful strategy at work by a group operating almost on Mafia-type levels.

But let’s return to that awful 1995, when in August two more girls, 17-year-old An Marchal and 19-year-old Eefie Lambreckk, went missing during a vacation to seaside town Ostende. The police there treated the worried parents with scorn after they registered their disappearance and mockingly said the girls were probably out somewhere on an “adventure”.

They neglected to mention that two of their officers were part of that adventure. In 2004, Dutroux claimed in court that two police officers had assisted him with this kidnapping.

Small wonder then that the official investigation was going nowhere. The investigators failed even to see any connection with the June disappearance. Once again the aggrieved parents resorted to posters and banners, dissatisfied with the manner of the official channels of investigation.

A few weeks after the disappearance of the girls, the police agency that was already sitting on crucial information received something more. It was strong enough to lead to the immediate arrest of Dutroux and recovery of the four missing children.

In their post, a letter from Marc Dutroux’s mother. She wrote that she was concerned about her son, because he was keeping two girls, aged 17 and 19, in a dungeon under his house.

Oh, that’s pretty helpful stuff, isn’t it? So guess what they do?

Nothing, nothing at all.

It’s a disturbing picture of police irregularity that gets all the murkier as this case progresses. How is it possible to explain behaviour such as this? This cannot be fed under the mere bracket of “gross incompetence”.

It certainly set the tone for the most damning and tragic moment of “incompetence” in all of the investigation, which we will look at in part two.

The sinister Marc Dutroux cover-up (part 2)

This is the second part in our investigation of the sinister police mishaps surrounding the case of Marc Dutroux.  In December 1995, Dutroux was arrested for stealing a car. While in custody, plans were made for the search of his house. Hearing about this proposed search, the “rival” police agency gate crashed the investigation and took over the plans for the search.
   
Remember, this was the agency that already knew about Dutroux’s dungeon and that he was keeping two girls down there. Dutroux’s mother had filled the agency in.
 
So here it was finally taking action, getting involved directly after months of inexplicable hibernation. “Getting involved” and “intervening” are concepts not too far apart in the case of this investigative agency.
 
It had also been watching Dutroux’s house for months in a project called “Operation Othello”. Now the chief investigative officer demanded to conduct the search himself, saying in motivation that he had been watching Dutroux and “knew” him. Permission was duly granted and the chief inspected the house accompanied only by a locksmith.
 
If it weren’t for this locksmith, who was to give testimony much later, we would never have known what happened during this strange and fateful visit.
 
The men found the secret entrance to the basement and went down there. Down below, an unusual discovery: chains and vaginal cream. Suddenly came the clearly audible cries of two young girls. It was impossible to miss.
 
The police officer’s immediate and strange reaction was to hiss: “Silence,” after which the cries died down. The locksmith alerted the chief to the fact that they had just heard crying. The chief said: “Who’s doing the investigation here?”
 
Some videos were also found. The men departed the scene, leaving behind two girls — the ones that had been kidnapped in August 2005. The girls had been held captive in a cell that wouldn’t allow further width than open elbows and went only as high as one’s navel — for four months. One person was to comment afterwards that one wouldn’t even keep a dog in a cage such as this.
 
With Dutroux temporarily in custody, the girls stopped being fed. Dutroux’s ex-wife, Michelle Martin, merely dumped the food near the door, saying later she was afraid the children would attack her. The two were unable to reach the food and slowly starved to death.
 
Their parents were to be in those very cages months later. They noticed that one of the girls had managed to scribble a last word on the wall with her nails in the slow moments before death. One of the journalists covering the case said that one of the most moving moments he experienced was when he saw the parents hutched down together holding hands in that horrific cell, in tears.
 
The police officer viewed the videos from Dutroux’s dungeon. At the very least, that’s what he did.
Seeing as he had disregarded the cries of the girls and didn’t find the presence of chains and vaginal cream odd in the basement of a convicted paedophile, it was small wonder how he responded to what he came across in the videos. On the tapes: a recording of one of the parents’ plea on TV to find their missing daughter. Another video showed Dutroux building his dungeon.
 
Add to this the testimony of Dutroux’s mother, and you surely had enough to pin Dutroux.
 
But once again, we find “incompetence” descending to twisted depths. The videos were discarded by the officer as “unimportant”. Operation Othello, the stake-out of Dutroux’s house, got called off.
 
Dutroux was cleared of any suspicion. After a four-month sentence for the stolen vehicle at the beginning of 1996, he was back out. Now he was no longer being watched, free to continue where he had left off.
 
Soon there would be new girls in the dungeon.
 
We will conclude with this report in part three.

The sinister Marc Dutroux cover-up (part 3)

This is the final part of our Marc Dutroux investigation.
 
Paedophile Dutroux’s support system in law enforcement and legal circles came into their own as the case wound up. I think it’s important to place these facts out in the open once more for public evaluation because much information is buried in “conspiracy” sites.
  
In April 1996, Dutroux ended his four-month sentence for car theft and promptly carried on where he had left off. As we saw in part two, Operation Othello, the watching of his house, had been called off by police officer Rene Michaux.
 
This man had been down to the dungeon himself and heard the screams of the two then-alive girls. He had ignored and even hushed up the screams, according to the locksmith who accompanied him. Years later in court, Michaux claimed that he thought the cries were coming from outside, in the street!
 
The face of this sinister police officer bears that strange flicker of evil that paedophiles are prone to exhibit. He played a central role in keeping attention away from Dutroux when the latter started abducting girls. By calling off the watching of his house, he kept up his good work by clearing the way for Dutroux to continue.
 
Dutroux didn’t waste any time. Within a month of his release, he abducted 12-year-old Sabine Dardenne. Her disappearance was to remain a mystery to the police. Small wonder, as an outgoing magistrate hadn’t even bothered to inform her replacement of the ongoing missing girls’ cases.
 
In August 1996, 14-year-old Laetitia Delhez was abducted. Dutroux claimed later in court that it was for “company” for his other captive.
 
This time the community swung into action and the local police force became passionately involved in the search, a definite departure from the behaviour we’ve seen of their compatriots in other regions. The result was that information about a suspicious van came forward. A match was obtained to Dutroux through a partially remembered licence plate. He had finally been caught.
 
Dutroux led them to his dungeon early on a Monday morning. The 14-year-old who had been abducted six days earlier was found. The discovery of the other girl who had been there for two months was surprising to some.
 
As the girls were freed from the cage, they ran to hug and kiss Dutroux, who apparently enjoyed the moment. They had been brainwashed into thinking that Dutroux was protecting them from “bad people”. These were now the bad people that had arrived to come get them.
 
It is important to highlight the role of the investigative Judge, Jean-Marc Connerotte. He was apparently instrumental in securing the arrest of Dutroux and greatly admired by the public when it became clear he was practically a lone ranger surrounded by criminal incompetence.
 
In August, Connerotte appealed for other victims of paedophile rings to come forward with testimony.
 
Thirty-three-year-old Regina Louf responded. She described various orgies she had attended in her youth in detail and named a prominent Belgian businessman, Jean-Michel Nihoul, as the chief organiser. She had also seen a young Dutroux there. She described a house in detail and a murder she had seen at a “sex slave” party in 1984.
 
Dutroux alleged from the beginning that he was not acting alone, saying that Nihoul was the actual “brains” of the operation. The authorities were determined not to believe him.
 
Here’s how an Observer reporter, who did an excellent piece in 2002, described her meeting with Nihoul prior to his arrest: “During the course of our meal he, apparently playfully, grabbed me, tickling, and finally pulled me over on to him in the restaurant booth until I had to appeal to my colleagues for rescue.”
 
He had greeted her by saying he was the “monster of Belgium”.
 
A playful monster, in other words.
 
“He has all but dared the state to prosecute him,” said the BBC, “claiming that he is beyond the reach of the law because he has information that, if made public, ‘would bring the government and the entire state down’.”
 
In custody Nihoul confessed to “organising an orgy at a Belgium chateau, which several government officials, police officers and a former European commissioner attended”.
 
As victims started coming forward and confessing to sexual abuse in their youth and the same names kept popping up, the notion that Dutroux was acting alone was becoming less and less credible. The media were obviously in full swing by now, with the “House of horror” headlines we can all remember.
 
By mid-October, the citizens of Belgium were stirred to public outrage as details of the police mismanagement started appearing. “The Justice Ministry was sitting on a politically sensitive list of customers of paedophile videotapes,” said a report in the Los Angeles Times at the time. This list drifted into obscurity.
 
What tipped public outcry into mass protest was when “the investigative Judge in the Dutroux case, Jean-Marc Connerotte, was dismissed. Many Belgians viewed Connerotte as a hero because he secured the arrest of Marc Dutroux and collected significant evidence against him that would help convict Dutroux and those in his paedophile ring.
 
“Belgium’s Supreme Court removed Connerotte because he attended a fund-raising dinner, which was organised to help in the search for missing children. It was later decided that his attendance at the fund-raising event caused him to lose his objectivity when investigating the Dutroux case.”
 
The suspicious dismissal of Connerotte led to a remarkable march. Called the White March, it was the biggest public demonstration in Belgium since the Nüremberg trials. The public were given strong reassurances by the government of a shake-up of the police system and justice triumphing.
But this was not forthcoming. In fact, the opposite tendency was already gaining momentum, silently, away from public statements.
 
The removal of Connerotte complete, the network set to work at discrediting the testimony of Regina Louf. As mentioned, Louf had supplied details of a murder she had witnessed at a party attended by Dutroux and Nihoul.
 
Said the Observer: “Christine van Hees’s body had been found in 1984 dumped in the grounds of a disused mushroom farm on the outskirts of Brussels. The farm was later demolished, but in 1996 Louf described to the police team its intricate details, the wallpaper, the sinks, hooks on the ceiling, a network of stairs and adjoining rooms unique to that building.”
 
A man who grew up at the farm, the son of the former owner, showed the Observer reporter photographs of the house and the mushroom factory. “He said: ‘I have never met Regina Louf. All I know is that she could not have described the house as well as she did unless she’d been there. It was two houses joined together in a strange way. It would be impossible to invent it.’”
 
For 12 years the unsolved murder of Van Hees gathered dust in the Brussels files under the direction of Judge Van Espen. Two years ago, a Belgian journalist revealed the close relationship between Van Espen and Nihoul and his then wife.
 
As a lawyer, Van Espen had represented Nihoul’s wife. Van Espen’s sister was the godmother of Nihoul’s child. Yet, when Louf accused these two of the murder, Van Espen saw no conflict of interest and no reason to resign. Nor was he sacked, as Connerotte had been. Instead he was allowed to order the police officers to stay out of the case. Van Espen only resigned as the judge in charge of the mushroom-factory investigation in early 1998 after his relationship with Nihoul was exposed.
 
A strange co-incidence, isn’t it? No wonder it was so important to discredit Regina Louf, as she had evidence that not only connected Dutroux to Nihoul, but also Nihoul to very prominent judicial officials.
 
In its response, the network didn’t disappoint, coming out guns blazing.
 
Observer: “In the spring of 1997, Louf’s interrogators had been sent home without explanation and a new team was assigned to ‘reread’ her testimony. The press was briefed that the previous team had been removed because they had manipulated the evidence of Louf, who was then known by the code name X1. It is a charge which the police team has always vigorously denied and which has never been substantiated.”
 
But they weren’t finished yet.
 
“And then the media campaign began. Louf’s name was leaked to the press. The government-owned TV station RTBF began a campaign designed to prove that Dutroux was an ‘isolated pervert’ kidnapping girls for himself, that there was no network, that Nihoul was innocent and Louf was a liar.
 
“Belgium’s flagship current-affairs television programme, Au Nom de La Loi , floated Louf’s face over a backdrop of crows pecking over debris orchestrated by a Blair Witch-style soundtrack. Her ageing parents appeared as tragic victims of a deranged fantasist, whose false memories had blighted their last years.”
 
“What the programme makers knew but didn’t say was that the parents had already admitted to police that a family friend in his 40s, Tony van den Bogaert, had had a key to their home and unlimited access to their 12-year-old daughter. Nor did they tell their viewers that Van den Bogaert had himself admitted his relationship with Louf to police.
 
“Van den Bogaert lives freely on the borders of Belgium and Holland unmolested by the law or the press. Au Nom de La Loi has never attempted to track him down and expose this self-confessed paedophile. Instead it has devoted hours of airtime to destroying the name of his victim, Louf, whose only offence appears to be that she was prepared to testify about the organised abuse she’d suffered as a child.
 
“This campaign has succeeded. Judges have announced that Louf will not be called as a witness in any future trial of Dutroux or his associates. Her testimony and that of all the 10 witnesses who came forward to Judge Connerotte has been declared worthless.”
 
“Even the Prosecutor General of the Dutroux case, Anne Thily, seems to have been in on the shady action, saying that Louf was a ‘fantasist’ and had ‘invented everything’.
 
“Connerotte’s replacement, Judge Langlois, also parked his car in the same garage, because he blatantly refused permission for the hairs gathered in Dutroux’s dungeon to be sent for DNA analysis ‘despite pressure from his prosecutor, Michel Bourlet, who believed that a DNA identification of those hairs might reveal who else was involved’.”
 
His boss Thily backed him all the way.
 
“There was no need to get the hairs analysed as no one else entered the cage,” she said. “There was no network so there was no need to look for evidence of one.”
 
What ingenious rubbish. Bad scriptwriters wouldn’t even be able to come up with something like this.
 
“In any case,” she continued, “the hairs have all now been analysed — all 5 000.”
 
And the results of this analysis? asked the Observer reporter.
 
“Nothing.”
 
Thily flashed a “triumphant” smile at the reporter.
 
She concluded: “No evidence of any relevance in the Dutroux affair. Which proves, of course, that Langlois was right all along.”
 
The Observer reporter had done her homework.
 
“Sources central to the investigation confirm that to date the hairs have still not been analysed.”
The reporter caught Thily out again when she said that “the bodies were too decomposed to test for DNA”.
 
“The autopsy states clearly that the bodies were not decomposed,” said the reporter. “Samples were taken. But no one seems to know what has happened to the results.”
 
So yes, the picture by now had gotten much murkier, with a return to the former “incompetence” that had so tragically been manifested before. The Dutroux case had been hijacked yet again, this time by the chief prosecutor.
 
Behind the scenes, the murder of potential witnesses was occurring by now. Publicly the cause of death was all declared “suicide”. Things take a rather macabre turn when you hear that even Nihoul’s dentist committed “suicide”.
 
But back to the official side of the case. Here, under the dodgy auspices of Judge Langlois of “no DNA” fame, the investigation took on another pace altogether. The citizens of Belgium were basically being dealt a collective slap in the face as the trial stalled and crawled along — for another eight years.
 
Here’s the excuse for the delay.
 
The Observer: “The official explanation for the delay is that hysterical conspiracy theories forced investigators to search for paedophile networks which didn’t exist.”
 
Oh, there we go again. Dutroux acted alone.
 
“But far from being investigated, leads pointing to a network seem rather to have been ignored or buried.”
 
Even though Dutroux “acted alone”, he still apparently had some friends willing to lend a hand, because in 1997 the prison “allowed Dutroux to leave the building to consult files that would be used in his upcoming trial”. Dutroux used the opportunity and “overpowered a police officer that was guarding him, and escaped for three hours”.
 
As late as March 18 2004, “a handcuff key was found in Dutroux’s cell, apparently smuggled in a salt bag. Prison authorities were accused to trying to arrange Dutroux’s escape.”
 
The year 2004 finally saw the sentencing of Dutroux. He obviously — or under the circumstances, perhaps one should say surprisingly — got a life sentence.
 
His ex-wife Michelle Martin, the woman who stopped feeding the youngsters in the dungeon because she was “afraid of them”, got 30 years. Accomplice businessman Michel Lelievre got 25 years.
The monster of Belgium, Nihoul, got a mere five years. He must have been thrilled. That means, by the end of the year, he’ll be back among us.
 
The aftermath of this whole affair leaves one with a troubling picture of how dark deeds can flourish in very influential circles. It’s surely little comfort to the bereaved families to know that the full picture of this monstrous episode may never fully emerge.
 
If indeed Dutroux was part of a much bigger network, as seems likely when one looks at the evidence, then most of its members escaped detection. It seems bizarre to think that such a network can exist and include politicians and other highly placed members of society. It takes quite some machinery to deflect the outraged attention of an entire country. But they managed it.
 
By 2002, the citizens who had taken part in the march were no longer being hailed but called a “mob” in certain newspapers. The rehabilitation had been exhaustively applied.
 
Dutroux acted alone! That’s the official version that wants to house itself in our collective memory.
The journalists who pierced the fabric of this complicated cover-up and exposed the dishonesty reeling in its wake have done their community a great service. We can be lucky that we live in a time when it is more difficult to conceal facts than a few decades ago. And yet so much remains unanswered, buried in the pile of yesterday’s papers. The general public don’t hold their interest for long, as we’re seeing with the Madeleine McCann saga.
 
It’s bitter to discover that Rene Michaux, the police officer who took that fateful trip down the stairs to the dungeon and heard the screams, was never even charged. He’s almost 60 now and is probably hoping to take his secrets to his grave.
 
The others who were involved appear, for the time being, to have gotten away with it. Many of them may even be flourishing in state and judicial circles all over Europe, which might explain why the McCann investigation has been such a tragic mess.

donderdag 27 maart 2014

Marc Dutroux (3x) door Dr. Rob Leurs (PDF)


 
Gedurende mijn zoektocht op het internet liep ik tegen een drietal publicaties aan over Marc Dutroux van Dr. Rob Leurs. Twee pdf bestanden zijn hieronder rechtstreeks te benaderen, de derde publicatie heb ik daaronder integraal overgenomen. Eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat ik het nog niet heb gelezen. Maar zijn achtergrond en media insteek heeft mijn doen besluiten het blind aan u te presenteren. Zelf ben ik benieuwd naar de inhoud, en ben ook benieuwd naar uw reacties. Deze kunt u onder dit artikel achterlaten.

Eerst de achtergrond van Dr. Rob Leurs. In het Engels, genomen van de Universiteit van Utrecht. Via de link zijn diverse andere publicaties te vinden.

Rob Leurs received his PhD from the University of Amsterdam. Since 2004 he researches and lectures at the department of Media and Culture Studies at Utrecht University in the Netherlands. His fields of interest are media theory, cultural studies, and the discursive constructions of public opinion.

Rob Leurs is affiliated with the Research Institute for Cultural Inquiry (ICON) at Utrecht University. His research focuses on media constructions of morality, moral deviation, and genocide trials in particular. For further information, see www.RobLeurs.com.

Beide Pdf-bestanden:

Rob Leurs - Onbegrijpelijk kwaad - Marc Dutroux als -ster van het kwaad- en als sublieme media-ervaring
PDF - 150 pagina's - november 2006 - Nederlands - Academisch Proefschrift

Rob Leurs - Dutroux - The "Star of Evil" - Child Murderer Marc Dutroux as a Media Personality
PDF - 24 pagina's - mei 2010 - Engels

Nu de derde publicatie, integraal overgenomen:

'Het beest Dutroux'
Cultureel sublieme reacties op de berichtgeving over kindermoordenaar Marc Dutroux.
door Rob Leurs

Rob Leurs onderzocht de ontwikkelingen in de berichtgeving over de 'Zaak Dutroux.' Op verbijstering, zo concludeert hij, volgde opluchting. Die beide reacties kunnen worden gezien als de twee kanten van een en dezelfde medaille. Het is het gecombineerde effect van de overweldigende ervaring van het cultureel "sublieme." Tegelijkertijd ontbreekt aan de reacties, opvallend genoeg, elke vorm van (postmoderne) twijfel en distantie.

1
Reacties op een ontsnapping.

West-Europa en met name België is in de jaren negentig opgeschrikt door de misdaden van Marc Dutroux. [1] Hij heeft enkele kinderen, sommigen pas zes jaar oud, ontvoerd, verkracht en vermoord. [2] In de zomer van 1996 werd hij gearresteerd, waarna langzaam de omvang van zijn misdaden bekend werd. Dat ging gepaard met onbewezen speculaties over bijvoorbeeld het complot waar hij onderdeel van zou zijn: Dutroux zou betrokken zijn bij het 'leveren' van kinderen voor misbruik door hooggeplaatste politici en politiebeambten.

In de ophef over wat hij gedaan zou hebben waren feit en fictie moeilijk uit elkaar te houden. Maar zijn gevangenneming zou langdurig zijn. Tot 23 april 1998: op een doordeweekse dag lukt het Marc Dutroux om te ontsnappen. Weliswaar was hij slechts drie uur op vrije voeten voordat hij weer werd ingerekend, maar de reacties waren niet meer te stoppen: "Verbijstering. Woede. Ongeloof. Wanhoop. Is het dat wat ons land nu voelt? Nee, het gaat veel dieper. Wat nu gebeurt, geachte premier, verdienen wij niet." [3] En:

"Het ondenkbare is dus gebeurd. Het meest dwaze scenario is tot onze grote schande werkelijkheid geworden. Onze correspondent in Kosovo signaleerde gisteren dat de inwoners van deze getroffen regio het over niets anders hadden dan Dutroux, en het Servische referendum over hun toekomst vergaten ... En dat is nog maar een voorbeeld: overal in de wereld wekte het nieuws ongeloof en spot." [4]

Deze en andere reacties staan bol van verontwaardiging. "België staat dus niet langer meer voor een Bourgondische levensstijl en een land waar alles mogelijk is, maar voor het Sodom en Gomorra van West-Europa." [5] De gevolgen van deze reacties waren groot: twee ministers traden af en een plan ter hervorming van het gehele Belgische politieapparaat werd gepresenteerd. Ook werd diezelfde dag het aftreden van het hoofd van de rijkswacht geëist.

Typerend aan de reacties die in de media verschenen was de tweeledigheid ervan. Enerzijds waren er de reacties van verbijstering: "Het publiek is verbijsterd ... Men had wel de overtuiging dat de meest gehate man in België ook de best bewaakte man in België was" [6] en "Het meest onwaarschijnlijke wat ooit kon gebeuren." [7] Naast reacties van verbijstering zijn er ook reacties die blijk geven van een opluchting nadat hij weer is vastgezet. Deze opluchting komt tot uiting in hervonden energie om schoon schip te maken:


"Dehaene herhaalde de eerdere oproep van zijn nieuwe vice-premier Tobback dat een aantal topmensen vrijwillig ontslag moet nemen. De regering is niet bij machte iedereen te ontslaan die schuld draagt, aldus de premier. 'Daarom moeten leidinggevende personen bij Justitie en politie zelf een stap opzij zetten.'" [8]

En:

"Er is maar één oplossing om een einde te maken aan een evolutie die het einde van het federale België tot gevolg zou kunnen hebben. De klassieke regel in elk federaal staatsbestel moet worden toegepast dat deelstaten de pijlers van de federatie zijn." [9]

2
Het temporele ritme van de berichtgeving.

Deze tweedeling aan reacties, verbijstering en opluchting, is voor mediastudies en cultuurfilosofie van belang. De op cultural studies gebaseerde mediastudies onderzoekt processen van betekenisgeving en wil onderliggende structuren blootleggen. Een structurerend principe dat de laatste jaren steeds meer aandacht krijgt binnen cultural studies is ruimtelijkheid. Onder meer Morley (2001) bestudeert de relatie tussen ruimte en identiteit in wat hij noemt "spaces of belonging." Over zijn project dat door meerdere publicaties heen loopt, zegt hij:

"In this latest stage of my work my concern is to ground more firmly the analysis of media consumption by moving beyond the analysis of the domestic household itself to place the issue of people's various audience memberships in the broader geographical context of their patterns of living — both patterns of mobility and patterns of settlement. In this my aim is better to connect patterns of media consumption to the material geographies in which audiences live out their lives" (Morley, 2001: 46).

Ruimtelijkheid als structurerend principe krijgt steeds meer aandacht en wordt ook door anderen onderzocht, zie bijvoorbeeld Grossberg (1996) en Massey (1994). Echter, hoewel ruimte en tijd twee zijden van dezelfde medaille zijn, heeft de tijdsdimensie minder aandacht gekregen in cultural studies. Een van de weinigen die er wel onderzoek naar heeft gedaan is Gitlin (1980). In een analyse van de berichtgeving over het neerslaan van een studentenprotest toont Gitlin de verschillende fasen waarin verslaggeving heeft plaatsgevonden: in eerste instantie werden nieuwe politieke ontwikkelingen in de vorm van de studentenbeweging SDS door de media genegeerd, vervolgens selecteerden media alleen de aspecten die de studentenbeweging als rariteit tonen, waarna de studentenbeweging stuk werd gemaakt door haar leiders te vervreemden van haar achterban door ze tot celebrities te maken. Deze opeenvolging van mediapraktijken maakte dat gematigdere alternatieven voor de studentenbeweging SDS opgeld konden doen, terwijl 'de werkelijkheid' als een continue stroom veranderingen kan worden gerepresenteerd. Gitlin stelt dat dit proces van het kolonialiseren van tijd een algemeen kapitalistisch proces is:

"This is one built-in irony of the capitalist economy and the development of the news within it: the stability of the system is predicated on the institutionalization of change and speed. Technological change, fashion change, lifestyle change — the rhythms of experience reproduce the rhythms of production. The standardized rhythm is that which both accelerates the pace of life — increased productivity on the assembly line, in the office, or in school — and at the same time domesticates it into interchangeable units of time (the hour-long classroom period, the three-minute rock record, the sixty-minute TV show). Commercial television, with its rapid cuts, its routine use of montage, its jagged 'flow' from program to commercial to station break to program, is thus a socialization into discontinuity of experience, velocity, and hunger for jolts of change" (Gitlin, 1980: 237; cursief in origineel).

Deze temporele dimensie is een belangrijke aanvulling op de in cultural studies meer onderzochte ruimtelijke dimensie. [10] De analyse van de berichtgeving over kindermoordenaar Marc Dutroux bouwt hierop voort: het toont een specifieke opeenvolging van temporele delen, namelijk de opvolging van verbijstering over de berichtgeving door opluchting. In dit artikel zal verbijstering gezien worden als het niet kunnen geven van betekenis aan mediaberichten; opluchting is de uiting van hervonden (discursieve) controle. Ik stel dat we reacties die gekenmerkt worden door enerzijds verbijstering en anderzijds opluchting trachten te begrijpen met behulp van Kant's ideeën over het sublieme.

Het sublieme wijst op alles wat te groot is om te bevatten, van overweldigende natuurkrachten als vulkaanuitbarstingen tot menselijke producten als piramides. Volgens Kant levert de aanschouwing van zulke overweldigende zaken eerst een reactie van nietigheid en sprakeloosheid op, waarna we een gevoel van "boven de overweldigende gebeurtenis verheven zijn" ervaren. Ik zal proberen met deze ideeën de reacties op de (kortdurende) ontsnapping van kindermoordenaar Marc Dutroux inzichtelijk te maken. Ik doe dat aan de hand van casusmateriaal uit de periode 23 april 1998, de dag dat hij ontsnapte, tot en met 30 mei 1998, toen het nieuws 'opdroogde': 38 artikelen uit de twee grootste landelijke, Nederlandse dagbladen, namelijk de Volkskrant en De Telegraaf en 26 nieuws- en actualiteitenprogramma's van de Nederlandse Publieke omroepen. [11] Ondanks dat het een Belgische gebeurtenis was, is Nederlands casusmateriaal geschikt voor analyse: doordat Vlaams-België en Nederland dezelfde taal delen, werden reacties in kranten en op televisie onveranderd uitgewisseld. Ook waren in Nederland burgers en politici net als in België in eerste instantie vol verbijstering. Ik heb in een vergelijking tussen Nederlands en Belgisch materiaal geen substantiele verschillen in berichtgeving gevonden.

In de komende paragraaf zal ik het sublieme volgens Kant (1790) nader toelichten, waarna ik in paragraaf drie het aspect van verbijstering bespreek en in paragraaf vier de daarop volgende opluchting. In paragraaf vijf staat een kritiek op Kant centraal, waarna ik in paragraaf zes de bruikbaarheid van theorievorming over het sublieme voor mediastudies aangeef

Freek de Jonge
3
Het mathematisch en dynamisch sublieme.
 
Een van de beste illustraties van wat het sublieme is, werd gegeven door de Nederlandse cabaretier Freek de Jonge. Zonder het te theoretiseren of ook maar de term subliem te noemen, herinnerde hij ons in een voorstelling aan 'de aanslagen van 11 september.' Hij beschreef hoe hij thuis naar de televisie keek en het moment beleefde waarop twee vliegtuigen de twee WTC-torens in New York vernietigden. Over dat moment zei hij:


"Dat moment moet u proberen ook even bij uzelf terug te roepen. Het was een bijna religieus moment. Het was een orgastisch ogenblik. Er was even geen verleden, er was even geen toekomst; je stond even volkomen leeg in het nu." [12]

Over het sublieme is op verschillende wijzen getheoretiseerd. [13] Cabaretier Freek de Jonge illustreert wat Lyotard (1994), die zich deels baseert op Kant, eronder verstaat: een doorbreking van het narratief van onze levensloop, voor even "bevroren" worden in het nu. [14] Dit raakt een kernpunt van het sublieme: er is iets wat door alle voor menselijke begrippen normale grenzen heen breekt. De gangbare vormen worden doorbroken. Er is op dat moment geen "houvast" meer, of zoals De Jonge het in navolging van Lyotard zegt: "Je stond even volkomen leeg in het nu." Maar naast de mogelijkheid om verstoord te worden (in de doorbreking van vormen), bestaat het sublieme uit een tweede aspect: er is tegelijkertijd de mogelijkheid die gevoelde verstoring te overwinnen. De Jonge vat het tweede aspect krachtig samen in: "Het was een orgastisch ogenblik." Voor de veilige televisiekijker was er een orgastisch genoegen, niet voor iemand op de zestigste verdieping in een van beide torens; hij of zij ervaart alleen reële stervensangst.

Niet alleen bij Kant, maar ook bij Lyotard bestaat het sublieme uit twee aspecten: er is een verstoring en vervolgens een overwinnen van die verstoring. We voelen ons onmachtig of klein door iets wat groter of sterker is dan wij. Maar we ervaren ook op intense wijze een aangenaam gevoel: het is subliem als het uitmondt in vreugde of inzicht. Soms kan dat aangename gevoel welhaast een abstracte ervaring van 'het andere' of 'het hogere' opleveren. Dat lijkt op ervaringen van mystici, maar is er niet gelijk aan, zoals Van de Vall (1994: 215) stelt: "Het sublieme gaat tot aan, niet over de grens met wat als het 'andere' wordt ervaren en blijft getekend door het gevoelde conflict [tussen negatief en positief gevoel]."

Dat de beschrijving van De Jonge van zijn sublieme ervaring lijkt op die van Lyotard — beiden benadrukken het 'nu' — is niet verwonderlijk: Lyotard is een eigentijdse denker die getracht heeft onze postmoderne conditie te duiden. Daarom leek het mij aannemelijk dat Lyotard's visie op het sublieme ook de beste verklaring kan geven voor de verbijstering die Marc Dutroux heeft veroorzaakt. Vreemd genoeg blijkt Lyotard niet zo bruikbaar als gedacht: de getoonde reacties op Dutroux vertonen grote overeenkomsten met Kant's visie op het sublieme. Het opmerkelijke gegeven doet zich voor dat deze modernistische, twee eeuwen oude theorie meer inzicht geeft in extreme reacties in onze samenleving dan dat Lyotard's eind-twintigste eeuwse, postmodernistische theorie dat doet. Ik zal in paragraaf vijf Kant uitgebreid problematiseren, onder meer door de modernistische reacties op Dutroux' ontsnapping te bekritiseren vanuit postmodernistisch perspectief. Maar eerst zal ik nu met behulp van Kant's sublieme inzicht proberen te geven in de constructie van verbijstering over Dutroux' kortstondige vlucht.

Kant bespreekt het sublieme in zijn Derde Kritiek (1790). [15] Het komt volgens hem in twee vormen voor: mathematisch — een vorm van onmetelijkheid — en dynamisch — een vorm van macht. Het mathematisch sublieme is een overweldigende ervaring van onmetelijkheid; het komt voort uit objecten die maximaal groot lijken. Het dynamisch sublieme is een overweldigende ervaring van macht; het wordt veroorzaakt door objecten die absolute macht over ons lijken te hebben.

Het mathematisch sublieme.
Kant bespreekt het mathematisch sublieme uitgebreider dan het dynamisch sublieme. [16] Het mathematisch sublieme illustreert Kant met het voorbeeld van piramiden: als je er vlak voor staat, kost het tijd om met je oog van de basis naar de top te gaan. In die tijd verdwijnen sommige delen uit de verbeelding. En aangezien je nog latere delen moet waarnemen, is de bevatting van de piramide nooit compleet. Er is sprake van mathematisch sublieme als de verbeelding een te groot object toch in zijn geheel moet waarnemen. De normale werking van het aanbrengen van orde en samenhang in het zintuiglijk aanschouwde [17] is niet mogelijk: een piramide gaat over de grens van wat de verbeelding in één keer kan opnemen. We krijgen geen overzicht van de piramide. Dit veroorzaakt een gevoel van onlust; de verbeelding wordt geconfronteerd met de theoretische Rede. [18] De theoretische Rede is regulatief: het geeft regels aan waardoor we onze ervaring moeten laten leiden om absolute eenheid in onze kennis aan te brengen. De theoretische Rede is niet constitutief, aangezien het zelf geen ervaring kan produceren. (Dit in tegenstelling tot de praktische Rede: die is constitutief, aangezien het in staat is om de redelijke werkelijkheid in de samenleving volgens zichzelf in het leven te roepen.)

De onlust wordt opgevolgd door lust: we kunnen een piramide dan wel niet in zijn geheel aanschouwen, maar we kunnen het wel als een geheel denken. We kunnen dan de zintuiglijkheid overwinnen doordat de theoretische Rede de absolute totaliteit kan denken. Wij staan boven het zintuiglijke, wij hebben de theoretische Rede. Kortom, bij het mathematisch sublieme gaat het om de gedachte aan de Rede. [19] Dit in tegenstelling tot het dynamisch sublieme.

Het dynamisch sublieme.
Enkele voorbeelden van het dynamisch sublieme zijn overhangende rotsen, vulkanen en onweerswolken. We ervaren dergelijke objecten als vreeswekkend, wat lijkt op het sublieme van Burke. De verbeelding wordt ditmaal niet met de theoretische maar met de praktische Rede geconfronteerd: het morele aspect van de Rede. Er ontstaat onlust doordat we vreeswekkende verschijnselen waarnemen, waarvan we weten dat die ons kunnen vernietigen. Maar dan treedt lust op: hoewel een vulkaan ons fysiek kan vernietigen, kan het nooit onze menselijkheid bedreigen: wij zijn rationeel ingesteld en dus in moreel opzicht vrij. We komen er door de vrees die bijvoorbeeld vulkanen veroorzaken achter dat we meer zijn dan de natuur; de natuur kan vrees inboezemen, maar wij zijn moreel begaafd, dus superieur aan de natuur. (Bij Kant, in feite bij alle denkers over het sublieme, ontstaat onlust vanuit een veilige situatie. Als er daadwerkelijk gevaar zou dreigen, is er eenvoudigweg sprake van (gegronde) doodsangst, niet van een overschrijding van ons bevattingsvermogen.) Hoewel niet iedereen het gevoel van morele bestemming zal ervaren — daarvoor dien je volgens Kant moreel gecultiveerd te zijn — is de basis ervoor wel a priori in ieder mens aanwezig. Waar het mathematisch sublieme een gedachte aan de Rede oplevert, breng het dynamisch sublieme een achting voor de morele wet teweeg. [20]

Het mathematisch sublieme, dat betrokken is op het kenvermogen, treedt op als een object te groot is om in één keer opgenomen te kunnen worden, terwijl het dynamisch sublieme, dat betrokken is op het begeertevermogen, veroorzaakt wordt door vreeswekkende objecten. De onlust wordt bij beide gevolgd door lust: het mathematisch sublieme wijst ons op de in ons aanwezige theoretische Rede en het dynamisch sublieme veroorzaakt een achting voor de morele wet. In beide gevallen zijn wij als Rede-lijk wezen superieur: door de Rede en door de morele wet.

Hoe is de berichtgeving over Marc Dutroux nu te begrijpen in termen van het sublieme? In de komende twee paragrafen wil ik het sublieme betrekken op "het beest Dutroux," zoals de Volkskrant hem noemde. [21] Ik ga in op drie aspecten van het sublieme. Het sublieme is allereerst een ervaring, een reactie op een problematische receptie. Daarnaast wordt het sublieme vanuit een positie van veiligheid ervaren; er kan geen sprake zijn van daadwerkelijk gevaar, anders is de ervaring niet subliem, maar angst. Vervolgens bestaat het sublieme enerzijds uit onlust en anderzijds uit lust. [22] In de komende paragraaf zal ik de kranten- en televisiereacties op zijn ontsnapping duiden in termen van deze onlust, waarna ik in paragraaf vier de berichten over Dutroux typeer als lust.

Kant biedt de mogelijkheid om de reacties op Dutroux' ontsnapping in een theoretisch kader te plaatsen. Vooruitlopend op de vijfde paragraaf van dit hoofdstuk is er toch een punt van kritiek: de sublieme reacties ontstaan juist doordat we, mede door Kant, willen dat de Rede allesoverstijgend is. Wilden we niet dat de Rede alles zou overstijgen, dan zou onze cultuur ook minder 'dramatische' reacties vertonen: reacties zouden niet gekenmerkt worden door het sublieme. Het lijkt dus alsof we juist door een kantiaanse inslag in onze cultuur vol verbijstering raken. Kant is daarmee zowel ten dele de oorzaak van onze reacties als dat hij de mogelijkheid biedt ze in een theoretisch kader te plaatsen. Om deze kritiek in paragraaf vijf te formuleren zal ik gebruik maken van Lyotard.

4
Verbijstering en onlust.

De onlust als gevolg van de berichtgeving over Dutroux' ontsnapping toont zich doordat de veronderstelde controle toch niet zo waterdicht is als gedacht:

"Gino Russo, de vader van Mélissa, noemde de vlucht van de man die wordt verdacht van de moord op zijn kind "surrealistisch." Hij wilde niet geloven dat Dutroux in zijn eentje was ontsnapt. Diverse kamerleden konden aanvankelijk eveneens niet geloven dat Dutroux in zijn eentje de benen had genomen. 'Dit kan geen toeval zijn,' verzuchtte Volksuniesenator Anciaux. Ook hij meende dat Dutroux hulp had gekregen. Toch wees gisteravond alles nog op het tegendeel." [23]

Er ontstaat een probleem doordat blijkt dat er toch iets niet te bevatten is. Deze aankondiging van het niet functioneren van het vermogen tot bevatten resulteert weldra in volledige onlust. Zo wordt gesteld dat Dutroux heeft geleid tot 'ontreddering': "De ontreddering in België is alleen vergelijkbaar met de zomer van 1996." [24] In de zomer van 1996 werd Dutroux ook opgepakt en werden zijn praktijken in volle omvang zichtbaar. Dutroux' ontsnapping is dus alleen te vergelijken met een ander moment van Dutroux. Omdat hij blijkbaar met niemand anders te vergelijken is dan alleen met zichzelf wordt hij 'larger than life': Dutroux is in de grootte van zijn slechtheid onvergelijkbaar. De vorm van onlust die ontstaat doordat Dutroux maximaal groot lijkt, brengt een mathematisch sublieme ervaring teweeg.

Een ander voorbeeld is de oproep van de Vlaamse liberale oppositie aan buitenlandse investeerders. Ze worden gevraagd geen activiteiten meer in België te ontwikkelen. Deze oproep is gericht aan "de vrouwen van de buitenlandse managers ... Het leven in dit land van de notoire pedofiel Dutroux zou te gevaarlijk zijn voor hen en hun gezinnen." [25] Gelijk het vermeende gevaar dat een overhangende rots kan opleveren, hangt de schaduw van Dutroux over het land, wat een dynamisch sublieme onlust voortbrengt.

Er zijn ook berichten die niet zozeer de grootte van zijn slechtheid benadrukken, als wel het (vermeende) gevaar: "... kindermoordenaar Marc Dutroux." [26] Hij is op dat moment ten eerste nog helemaal niet veroordeeld voor kindermoord, alleen verdacht, en ten tweede zit hij weer in de gevangenis, wat in het krantenbericht nauwelijks aandacht krijgt zodat zijn status als 'kindermoordenaar' belangrijker wordt. Het gevaar dat hij zou opleveren is vooral gebaseerd op gedachtes over het verleden, niet over het heden of de toekomst: hij heeft gemoord, dat doet hij niet op dit moment. Zo is er ook in Kant's voorbeeld van overhangende rotsen de gedachte aan het verleden: ooit zijn er mensen gedood door overhangende rotsen die afbraken (daarom weten we dat ze gevaarlijk zijn), maar dat wil niet betekenen dat deze overhangende rots ook zal afbreken. Ik kom later terug op het verschil tussen Dutroux' juridische status als verdachte en zijn publieke veroordeling als kindermoordenaar. Voor nu volstaat de conclusie dat in de berichtgeving over Marc Dutroux het onlust-aspect van het sublieme vertegenwoordigd is: zowel de grootte van Dutroux' slechtheid als de hem toegedichte macht zijn de veroorzakers van het gevoel van onlust.

Kortom, de berichten getuigen zowel van mathematische als van dynamische reacties van onlust. In beide gevallen ontstaat de onlust vanuit een veilige situatie: Dutroux is alweer opgepakt nog voordat de stroom berichten echt op gang is. De veilige situatie voelt alleen onveilig, parallel aan de theorie over het sublieme. Naast onlust is er bij de ervaring van het sublieme ook sprake van lust. In de volgende paragraaf behandel ik dit tweede aspect van de ervaring van het sublieme.

Immanuel Kant (1724-1804)
5
Opluchting en lust.

Een ervaring is pas subliem als lust volgt op onlust. Zonder lust is er alleen angst voor vernietiging. We zien lust ook terug in Dutroux' ontsnapping. Onlust wordt afgelost door de ervaring van lust. De ervaring van lust komt vooral tot uiting in het benadrukken van de eigen morele superioriteit in een verdorven omgeving en in het gebruiken van 'eenheidstermen' als 'de staat.' Een voorbeeld van mathematisch onlust die is ontstaan, en die nu overgaat in lust, is het toeschrijven van problemen aan de aanwezigheid van extreem rechts en aanhoudende corruptie. [27] De grootheid van deze problemen kent nauwelijks grenzen: de samenleving is door en door gefragmenteerd waardoor verrotte elementen vrij spel hebben. Echter, lust volgt er vrij snel op, en wel in een opmerkelijke vorm: in plaats van deze problemen als aanleiding te zien om de hoop voor België op te geven, wordt België juist nog meer als één geheel gedacht. Zo zegt columnist en emeritus hoogleraar Senelle in een krant dat de oplossing ligt in het voltooien van de staatshervormingen. [28] België is dan weliswaar niet als een mooi geheel waar te nemen, maar we kunnen het wel als een geheel denken: we construeren in onze van hoop doordrenkte gedachten het land België als één geheel waarin alles goed komt. Dit reflecteert Kant's beschouwing van de lust als gevolg van een mathematische overweldiging. Door de Rede kunnen we dat wat we niet als een geheel zintuiglijk kunnen waarnemen wel als een geheel denken.

Lust volgend op dynamische onlust is ook aanwezig. Zo wordt de eigen morele superioriteit gevierd door 'Dutroux' af te doen als amoreel en de eigen activiteiten als hier tegengesteld aan te benoemen. Zo wensen de ministers De Clerck en Vande Lanotte zich niet te verlagen tot het 'zitvlees' van de geijkte bestuurders en stappen op ondanks dat hun persoonlijk niets kwalijk wordt genomen; ze benoemen hun daad als 'de eer aan zichzelf houden.' [29] Ze stellen hiermee een morele afweging te hebben gemaakt en, in hun zoals Kant noemt: morele vrijheid door een rationele instelling, voor 'het goede' gekozen te hebben. De standaard waarlangs zij hun overwegingen hebben gelegd is in kantiaanse termen te zien als de morele wet: de in onze praktische Rede gezetelde kennis van goed en kwaad en de overtuiging dat we goed moeten doen.

Een abstractere vorm van het vieren van morele superioriteit vinden we terug in het onderscheid tussen wij en zij, wat tevens de tegenstelling tussen goed en kwaad inhoudt. Wij mogen een negatief oordeel vormen over Dutroux, want wij zijn moreel goed en hij niet. We lijken ons hiermee te baseren op een innerlijke morele standaard, Kant's in de praktische Rede gezetelde morele wet.

Het is interessant te zien dat zowel bij het mathematisch als dynamisch sublieme gebruikt wordt gemaakt van onbetwijfelbare begrippen. Over Senelles 'de staat' of 'het land' mogen we niet twijfelen, evenals De Clercks en Vande Lanottes 'eergevoel' of de 'wij-zij'-tegenstelling. Davis (1976: 709) noemt termen waaraan we niet mogen twijfelen "god terms." Deze termen "... refer to the sanctioned concepts society holds in highest regard and with which few men publicly express disagreement." Termen als 'het land' en 'eergevoel' lijken boven alle discussie verheven. Daardoor lijken ze natuurlijk en universeel; we zijn ons niet bewust van de culturele constructie ervan. Dat Davis deze termen plaatst in een sociaal-culturele context, terwijl ze bij Kant een universele aard hebben, is te zien als een kritiek op Kant.

Kortom, het lust-aspect van het sublieme volgt op de ervaring van onlust. In het geval van het mathematische zien we dat iets wat zintuiglijk alleen in delen is waar te nemen, bijvoorbeeld de fragmentatie van de Belgische samenleving, in onze gedachten wel als een geheel kunnen denken, bijvoorbeeld door de utopie van een geslaagd België voor te houden als er staatshervormingen worden doorgevoerd. In het geval van het dynamische zien we referenties aan een morele standaard: wij zijn goed en zij zijn slecht. Deze innerlijke leidraad loopt gelijk aan Kant's morele wet. Het valt op dat we in beide gevallen, bij mathematische en bij dynamische lust, gebruik maken van god terms: onbetwijfelbare begrippen. Wie durft er commentaar te leveren op 'de staat', 'eer' of 'wij-zij'?

Het cultureel sublieme.
In het licht van de sublieme reacties op Dutroux is het goed om de term 'esthetisch subliem' te vervangen door het 'cultureel sublieme.' Het cultureel sublieme is een analogie: het heeft overeenkomsten en verschillen met Kant's esthetisch sublieme. De overeenkomst is dat het ervaringen zijn van shocks die draaglijk gemaakt worden met behulp van het gevoel van morele superioriteit. Nieuw is wel dat dit proces zich afspeelt in de media in plaats van in de kunsten.

Het belangrijkste verschil is dat Kant's esthetisch sublieme een ervaring is van een singulier object, bijvoorbeeld een berg, zee of piramide. Het cultureel sublieme is het gevolg van een samenhang van teksten en beelden. Cultuur heeft als functie het verwerken van verschrikkingen. Nietzsche (1930) beschrijft deze functie al met andere termen. Hij verstaat onder de Dionysische dimensie de verschrikkelijke "ondergrond" van ons bestaan. De Apollinische dimensie, die bestaat uit kunst en cultuur, heeft als functie het optrekken van een beschermende Schein tegen de Dionysische verschrikkingen: het verschrikkelijke wordt getransformeerd in schoonheid. Schoonheid is dan wat draaglijk is. Zo bezien kun je stellen dat er gradaties van verschrikkingen zijn: het volledig verschrikkelijke (het ondragelijke Dionysische), het iets minder verschrikkelijke (het sublieme dat verschrikkingen dragelijk maakt door een gevoel van morele superioriteit) en het weinig verschrikkelijke (kunstzinnige en culturele schoonheid als tegenwicht voor het verschrikkelijke, oftewel Apollinische). [30]

Friedrich Nietzsche (1844-1900)
6
Kritiek op Kant — Lyotard.

Kant's theorieën zijn geworteld in het modernisme. Aangezien Dutroux' ontsnapping meer dan twee eeuwen nadat Kant zijn Kritieken schreef, plaatsvond, had ik verwacht dat postmoderne theorieën beter op zijn plaats zouden zijn om deze belangrijke maatschappelijke gebeurtenis te begrijpen. Daarom heb ik Lyotard's visie op het sublieme ook getracht te betrekken op Dutroux. Hoewel Lyotard (1994) gebruik maakt van kantiaanse concepten, komt hij tot een andere, postmoderne, opvatting over de rol van de menselijke Rede. Kant ziet in het sublieme een begrenzing van het zintuiglijk kennen. In deze begrenzing toont zich de grootsheid van de Rede. Lyotard stelt juist dat de Rede een gevaar kan vormen: het kan leiden tot een totalitair eenheidsdenken. Eenheidsdenken treffen we aan in de vele -ismen, zoals in communisme en fascisme. De gedachte dat de wereld vanuit één standpunt te begrijpen is, en alles wat buiten dat standpunt en die verklaring valt dient zich er maar naar te schikken, levert totalitaire regimes op. De gruwelen van fascistische concentratiekampen en communistische werkkampen hebben alleen kunnen plaatsvinden door een fanatiek eenheidsdenken. Lyotard bekritiseert niet alleen dit eenheidsdenken, maar ook het absolute vertrouwen in de Rede dat er aan ten grondslag ligt: de Rede maakt totaliaire opvattingen en de argumenten ervoor mogelijk. Lyotard ziet in het sublieme juist een mogelijkheid tot zelfbegrenzing ten aanzien van de Rede. Deze zelfbegrenzing voorkomt (modernistische) absolutistische pretenties.

Lyotard draagt zijn visie op het sublieme uit in Leçons sur l'analyique du sublime, in het Engels verschenen onder de titel Lessons on the analytic of the sublime. [31] Hij concentreert zich hierin op §23 tot en met §29 van Kant's Derde Kritiek. Aan de basis van Lyotard's sublieme ligt het onpresenteerbare. [32] In modernistische kunst — Lyotard betrekt zijn sublieme vooral op kunst — wordt iets dat onpresenteerbaar is niet afgebeeld; het onpresenteerbare ontbreekt. In postmodernistische kunst is het onpresenteerbare nog steeds onpresenteerbaar, maar ditmaal wordt er wel gezegd dát er iets onpresenteerbaars is; een 'negatieve esthetica' [33] wijst ons erop dat er iets is dat niet verbeeld of verwoord kan worden. Lyotard vat dat wat hij als 'negatieve esthetica' bestempelt onder de noemer 'novatio': het is gericht op de Rede en niet op het verstand waarmee we objectieve kennis verwerven. De Rede stelt ons in staat boven het zintuiglijke uit te stijgen. Een postmodern kunstwerk dat de ervaring van het sublieme veroorzaakt, maakt de 'afgrond' — "l'abysse" — tussen aanschouwing en Rede duidelijk. De onverenigbaarheid tussen verbeelding (gebonden aan vormen) en Rede (gericht op oneindigheid) noemt hij "le différend" (Lyotard, 1994: 123-127). Aangezien deze différend onoplosbaar is, wijst de ervaring van het sublieme ons op de grenzen van ons (kritische) denken.

Lyotard ziet het sublieme als een tweevoudige wijze waarop we toch de grenzen van ons denken willen overschrijden:

"Imagination at the limits of what it can present does violence to itself in order to present that it can no longer present. Reason, for its part, seeks, unreasonably, to violate the interdict it imposes on itself and which is strictly critical, the interdict that prohibits it from finding objects corresponding to its concepts in sensible intuition. In these two aspects, thinking defies its own finitude, as if fascinated by its own excessiveness. It is this desire for limitlessness that it feels in the sublime "state": happiness and unhappiness" (Lyotard, 1994: 55; cursief in origineel).

Er is dus in het sublieme een verlangen de grenzen te overschrijden, wat onlust en lust veroorzaakt. Het is een "schrik" voor de "afgrond" tussen verbeelding en Rede wat onlust en lust veroorzaakt, aangezien naast schrik het kritische denken nu ook zichzelf gaat beheersen om niet over haar eigen grenzen heen te willen. Het is een vorm van "zelfbegrenzing." Het denken heeft zijn grenzen; deze grenzen dienen we te voelen en te respecteren in plaats van te zoeken naar een totalitair eenheidsdenken dat 'het andere' uitsluit.

Tegen mijn veronderstelling in zijn de eind twintigste eeuwse reacties op de ontsnapping van Dutroux beter te verklaren met Kant dan met Lyotard: Kant's nadruk op het met behulp van de Rede denken als een geheel en op de morele wet is behulpzamer in het duiden van de reacties dan Lyotard's 'zelfbegrenzing.' Het lijkt er zelfs op dat er nergens in de mediaberichten sprake is van een begrenzing van de Rede en haar absolutistische pretenties ten aanzien van Dutroux. Zo wordt hij nooit beschreven als verdachte, wat hij in juridische zin is. Integendeel, hij is de "... kindermoordenaar Dutroux ..." [34] en de vox populi vindt het 'schande' wat hij gedaan heeft. [35] Deze publieke veroordeling zonder juridisch vonnis getuigt van het tegendeel van 'zelfbegrenzing': het pretendeert 'de waarheid' te kennen. Lyotard's waarschuwing tegen absolutistische pretenties wordt aldus in de wind geslagen, anders was Dutroux bijvoorbeeld wel benoemt als "de verdachte van kindermoord." Het "totalitaire eenheidsdenken," zoals Lyotard het noemt, zit ingebakken in de god terms (Davis, 1976: 709) die gebruikt worden om ofwel een eenheid te denken waar die zintuiglijk niet waarneembaar is, of om de eigen morele superioriteit te motiveren volgens de kantiaanse morele wet.

Kortom, we kunnen met Kant een beter inzicht krijgen in de constructie van de reacties op Dutroux' ontsnapping. Kant's visie op het sublieme vertoont grote overeenkomsten met de getoonde reacties. Dit heeft mij erg bevreemd: voordat ik tot deze conclusie kwam, had ik verwacht dat met Lyotard een adequatere verklaring te geven zou zijn. Immers, Kant is geworteld in een modernistische samenleving, wat toch afwijkt van de 'postmoderne conditie' waarin ik de hedendaagse Westerse samenleving dacht aan te treffen. Blijkbaar heeft Lyotard's beschrijving van het postmoderne zijn grens bij extreme gebeurtenissen. Indien er iets gebeurd wat als zeer ernstig wordt beschouwd, keert de modernistische reflex terug om de wereld als eenheid — zowel letterlijk als in moreel opzicht — te willen begrijpen; we zijn dus helemaal niet postkantiaans als het om (grote) morele waarden gaat. 'Zelfbegrenzing' is in dat geval blijkbaar toch te hoog gegrepen. We kunnen aldus, geheel tot mijn verrassing, met Kant een bruikbaardere cultuurduiding geven dan met de eigentijdse Lyotard als het om een zo ophefmakende zaak als Dutroux' ontsnapping gaat.

Hoewel Lyotard niet zo bruikbaar is om Dutroux te begrijpen als Kant, kan hij wel dienen om deze laatste te bekritiseren. De oorzaak voor de ervaringen van het sublieme in het geval van Dutroux' ontsnapping vindt niet slechts een verklaring in Kant, maar vindt er ten dele ook zijn oorzaak: als samenleving denken wij kantiaans door de wereld als een eenheid te willen zien, wat juist de oorzaak is van de sublieme ervaring in het geval van Dutroux. Als we de wereld niet als een eenheid hadden willen zien, hadden we niet op Dutroux gereageerd zoals we dat nu hebben gedaan. We zouden dan met veel meer terughoudendheid op zijn ontsnapping hebben kunnen reageren. We hadden zijn misdaden niet minder erg hoeven te vinden, integendeel, maar de reflex om zijn ontsnapping te verbinden aan 'de staat', 'wij' tegenover 'zij' en andere constructies van zogenaamd onbetwijfelbare begrippen maakt onze reacties onzuiver: het zou veel preciezer en mijns inziens moreel zuiverder zijn om Dutroux' ontsnapping erg te vinden om wat Dutroux' daadwerkelijke misdaden en om zijn zichzelf verschafte kleine kans op vrijheid, dan in een soort shock te geraken om algemeenheden als 'de natie', 'de politiek' et cetera die in gevaar zouden zijn. De verbijstering om algemeenheden gaat voorbij aan het daadwerkelijke lijden van zijn slachtoffers en aan zijn drie uur durende ontsnapping; het verzandt in paniek terwijl het de schijn van het blootleggen van de oorzaken voor Dutroux' misdaden ophoudt. Als het blootleggen en aanpakken van de oorzaken de bedoeling is, is het zuiverder dat analytisch aan te pakken — het achterhalen van politieke, sociale, justitionele en andere oorzaken is immers een langdurig, moeizaam proces dat niet in een kort mediafestijn vol meningen-spuien kan worden volbracht — en alleen verbijsterd te zijn over Dutroux' daadwerkelijke begane misdaden. Lyotard kan daarmee een positieve rol spelen door ons een uitweg te tonen uit dit maatschappij-breed gedragen kantiaanse denken: we moeten onszelf 'begrenzen.'

Jean-François Lyotard (1924-1998)
7
Mediastudies en het onvermogen tot betekenisgeving.

In mediastudies, met name de op cultural studies gebaseerde richting, is 'betekenisgeving' een centraal concept. Deze cultuurfilosofische analyse van de mediaconstructie van moeizame betekenisgeving in het geval van Dutroux' ontsnapping bouwt voort op het onderzoeken van onderliggende structuren van betekenisgeving: het toont een specifieke opeenvolging van temporele delen, namelijk de opeenvolging van verbijstering over de berichtgeving door opluchting. Het procesmatige aspect van betekenisgeving is bij cultural studies lange tijd op de achtergrond gebleven. Juist door het blootleggen van de temporele dimensie van mediaconstructies van moeizame betekenisgeving wordt duidelijk dat er een proces plaatsvindt. Betekenisgeving kent immers verschillende fasen in het geval van het sublieme.

Naast aandacht voor de temporele dimensie meen ik dat er ook meer aandacht moet zijn voor het onderwerp van het kwaad, voor dat wat we niet onmiddellijk kunnen of willen begrijpen. In Dutroux' geval zien we dat een samenleving slechts met het gerepresenteerde kwaad kan omgaan door zich moreel superieur te wanen. Dutroux is schijnbaar eendimensionaal en oneindig slecht. In alles is hij het tegendeel van het goede. Deze representatie brengt een enorme kloof tussen 'hij' en 'wij' voort: in niets lijkt hij op ons, wat we gevoeglijk kunnen vertalen naar 'wij zijn absoluut niet slecht.' Door hem als ultiem slecht te bestempelen ontkennen we onze eigen slechtheid.

Deze superioriteit wordt voortgezet in de ervaring van het cultureel sublieme: we proberen het verschrikkelijke draaglijk te maken door ons moreel superieur te wanen. Moraal werkt in dit geval als een 'omvormer' van iets ondraaglijks naar iets dat (maar nipt) draaglijk is. Tegelijkertijd werkt het als een ontkenning van het 'ondraaglijk verschrikkelijke' in onszelf: door ons moreel superieur te achten hoeven we het kwaad — dat immers absoluut is en volledig bij de misdadiger geplaatst is — niet bij onszelf te zoeken. In die zin komen in het concept van het cultureel sublieme zowel de temporele dimensie van betekenisgeving naar voren, als de wijze waarop een samenleving omgaat met 'het kwaad.' Het concept van het cultureel sublieme verdient daarom een plaats binnen media- en cultural studies.


Notes

1. Dit artikel is gebaseerd op mijn proefschrift (Leurs, 2006). Mijn dank gaat uit naar Joke Hermes, Patricia Pisters en Josef Früchtl voor hun redactionele commentaren.

2. Het citaat uit de titel komt uit: "Restjes 'witte woede' bij kindermonument." In: De Volkskrant, 25-04-1998.

3. "Ik schaam mij ervoor Belg te zijn." In: De Telegraaf, 25-04-1998.

4. "België en Dutroux." In: De Volkskrant, 25-04-1998.

5. 2Vandaag. TROS: 25-04-1998.

6. Journaal (20.00 uur). NOS: 23-04-1998.

7. Middageditie. NPS/VARA/VPRO: 24-04-1998.

8. "Rijkswachtchef Deridder stapt op." In: De Telegraaf, 29-04-1998.

9. "Nog is België niet verloren." In: De Volkskrant, 14-05-1998.

10. Voor een algemeen overzicht van de relatie tussen media en ruimte en tijd, zie Thompson (1995).

11. Het casusmateriaal komt van de Volkskrant en De Telegraaf (twee grote Nederlandse kranten) en de Nederlandse Publieke omroepen. De Volkskrant is ideologisch gezien enigszins links, terwijl De Telegraaf rechts is. Ook is deze laatste krant te benoemen als populistisch. Ik heb ook televisieprogramma's van de publieke omroep geselecteerd, aangezien deze in tegenstelling tot programma's van de commerciële zender opgeslagen zijn in een publiekelijk toegankelijk archief (NIBG, Hilversum). Daarnaast zendt de publieke omroep vele nieuws- en actualiteitenprogramma's uit, waardoor het ook veel verslag heeft gedaan van Dutroux' ontsnapping.

12. Freek de Jonge, Het Laatste Oordeel (Oudejaarsconference). VPRO: 31-12-2001.

13. De belangrijkste auteurs zijn Longinus (eerste eeuw na Chr. — soms wordt de auteur Pseudo-Longinus genoemd), Burke (1757), Kant (1790), Adorno (1973), Weiskel (1976), Lyotard (1994) en Žižek (2000). Voor een algemene introductie op het sublieme en op specifieke auteurs, zie Kelly (1998).

14. Voordat De Jonge en Lyotard 1994 het 'nu' van het sublieme benadrukten, deed Newman (1948) dat al. Lyotard heeft zich voor een groot deel door hem laten inspireren.

15. Kant's Kritieken zijn respectievelijk de Kritik der reinen Vernunft (1781), de Kritik der praktischen Vernunft (1788) en de Kritik der Urteilskraft (1790). Voor een zeer uitgebreide behandeling van de Kritik der Urteilskraft zie Cassirer (1938).

16. Voor het mathematisch sublieme, zie §25, §26 en §27 van Kant (1790). Het dynamisch sublieme wordt behandeld in §28 en §29. Overigens besprak Kant het sublieme al eerder: in 1764 publiceerde hij Beobachtungen über das Gefühl des Schönen und Erhabenen. Dit is echter een pre-Kritisch werk en staat minder centraal in Kant's theorievorming.

17. Voor een uitvoerige behandeling van de vermogens, zie Kant (1781, 1788 en 1790).

18. De vermogens verstand en verbeelding worden met kleine letter geschreven. Als met 'rede' het geheel van het menselijk denkvermogen wordt bedoeld, wordt het ook met kleine letter geschreven. Als met 'rede' specifiek wordt bedoeld het vermogen dat boven de zintuiglijkheid en het verstand uitstijgt, wordt het met een hoofdletter geschreven: Rede. In dit artikel gaat het voornamelijk om het specifieke vermogen, dus de Rede.

19. Voor een kritiek op het mathematisch sublieme, zie Van de Vall (1994, 291).

20. De morele wet is onze kennis van het verschil tussen goed en kwaad en onze innerlijke overtuiging dat we moeten doen wat goed is. Het zetelt in de praktische Rede.

21. "Restjes 'witte woede' bij kindermonument." In: De Volkskrant, 25-04-1998.

22. Kant betrekt het sublieme voornamelijk op de natuur (bijvoorbeeld rotsen). Toch is het mogelijk het ook op cultuurproducten (hier: nieuwsberichten over Dutroux) te betrekken. Zo doet Kant dit al wanneer hij spreekt over piramides. Kant heeft aldus een visie op het sublieme die breed interpreteerbaar is.

23. "Politici ziedend over 'kaakslag' voor rechtsstaat." In: De Volkskrant, 24-04-1998.

24. Journaal (20.00 uur). NOS: 24-04-1998.

25. "Vlaamse liberalen: niet investeren in België." In: De Telegraaf, 27-04-1998.

26. "Dutroux-rechter Wathelet wankelt." In: De Telegraaf, 02-05-1998.

27. "Rijkswachtchef Deridder stapt op." In: De Telegraaf, 29-04-1998.

28. "Nog is België niet verloren." In: De Volkskrant, 14-05-1998.

29. "Koppen rollen in Belgische regering na kortstondige vlucht kindermoordenaar; Twee ministers weg door Dutroux." In: De Volkskrant, 24-04-1998.

30. Met dank aan Josef Früchtl (persoonlijke communicatie, 2006); zonder hem had ik de analogie tussen singulier en cultureel subliem niet zo scherp kunnen stellen.

31. Voor een korte, maar heldere bespreking en hulp bij het lezen, zie David (1998).

32. Niet te verwarren met het in cultural studies gangbare begrip van representatie dat gaat over afbeelden, symboliseren of vertegenwoordigen. In de filosofische esthetica wordt, als het om neo-kantiaanse theorieën over kunst gaat, gesproken van presentatie.

33. Overigens dient het begrip esthetica bij Kant niet begrepen te worden in de hedendaagse betekenis van kunstfilosofie; het moet bij hem eerder begrepen worden als waarneming.

34. Bijvoorbeeld in: "Rijkswachtchef Deridder stapt op." In: De Telegraaf, 29-04-1998.

35. Bijvoorbeeld in: Netwerk. AVRO: 23-04-1998.
 
Referenties
 
  • Adorno, Theodor W. (1973), Ästhetische Theorie. Frankfurt: Suhrkamp.
  • Burke, Edmund (1757), A philosophical enquiry into the origin of our ideas of the sublime and the beautiful. Oxford: Oxford University Press, 1998.
  • Cassirer, Heinz (1938), A commentary on Kant's Critique of Judgment. Londen: Methuen.
  • David, Anthony (1998), Lyotard on the Kantian Sublime. In: Paideia. Papers presented at the Twentieth World Congress of Philosophy, Boston, Massachusetts from August 10-15, 1998.
  • Davis, Robert (1976), Response to innovation. A study of popular argument about new mass media. New York: Arno Press.
  • Gitlin, Todd (1980), The whole world is watching. Mass media in the making and unmaking of the new left. Berkeley: University of California Press.
  • Grossberg, Lawrence (1996), "The space of culture, the power of space." In: Iain Chambers en Lidia Curti (red.), The post-colonial question. Common skies, divided horizons. Londen: Routledge.
  • Kant, Immanuel (1764), Beobachtungen über das Gefühl des Schönen und Erhabenen. Hamburg: Felix Meiner Verlag, 1991.
  • Kant, Immanuel (1781, 1787), Kritik der reinen Vernunft. Hamburg: Felix Meiner Verlag, 1990.
  • Kant, Immanuel (1788), Kritik der praktischen Vernunft. Hamburg: Felix Meiner Verlag, 1990.
  • Kant, Immanuel (1790, 1799), Kritik der Urteilskraft. Hamburg: Felix Meiner Verlag, 1990.
  • Kelly, Michael (red.) (1998), Encyclopedia of aesthetics. New York: Oxford University Press.
  • Leurs, Rob (2006), Onbegrijpelijk kwaad. Marc Dutroux als 'ster van het kwaad' en als sublieme media-ervaring. Amsterdam: Amsterdam University Press.
  • Longinus (eerste eeuw na Chr.), Het sublieme. Groningen: Historische Uitgeverij, 2000.
  • Lyotard, Jean-François (1994), Lessons on the analytic of the sublime. Stanford: Stanford University Press.
  • Massey, Doreen (1994), Space, place and gender. Cambridge: Polity Press.
  • Morley, David (2001), "Belongings. Place, space and identity in a mediated world." In: European Journal of Cultural Studies, 4, 4, 425-448.
  • Newman, Barnett (1948), "The sublime is now." In: John O'Neill (red.), Barnett Newman. Selected writings and interviews. New York: Alfred A. Knopf, 1990.
  • Nietzsche, Friedrich (1872), Die Geburt der Tragödie. Der Griechische Staat. Leipzig: Kröner, 1930.
  • Thompson, John (1995), The media and modernity. A social theory of the media. Cambridge: Polity Press.
  • Vall, Renée van de (1994), Een subliem gevoel van plaats. Een filosofische interpretatie van het werk van Barnett Newman. Groningen: Historische Uitgeverij.
  • Weiskel, Thomas (1976), The Romantic sublime. Studies in the structure and psychology of transcendence. Baltimore: John Hopkins University Press.
  • Žižek, Slavoj (2000), The art of the ridiculous sublime. On David Lynch's Lost Highway. Washington: University of Washington Press.

Casusmateriaal
 Opmerking: voor de krantenberichten geldt dat het paginanummer ontbreekt, aangezien de artikelen uit digitale archieven komen.
 
Kranten
 
 - De Volkskrant
 
 
  • "België besluit toch tot fusie politiediensten." In: De Volkskrant, 15-05-1998.
  • "België en Dutroux." In: De Volkskrant, 25-04-1998.
  • "België leeft al anderhalf jaar met zaak-Dutroux." In: De Volkskrant, 24-04-1998.
  • "België reageert verbijsterd op 'vrijlating' Marc Dutroux." In: De Volkskrant, 15-05-1998.
  • "Belgische toestanden." In: De Volkskrant, 24-04-1998.
  • "Belgische kindermoordenaar baant zich een weg naar de vrijheid met ongeladen pistool; Oplettende boswachter ontdekt Dutroux, vastgelopen in de modder." In: De Volkskrant, 24-04-1998.
  • "Bewijsvoering kost justitie veel tijd." In: De Volkskrant, 24-04-1998.
  • "'Ik schaam me ervoor Belg te zijn.'" In: De Volkskrant, 24-04-1998.
  • "Juristen speculeren over 'vrijlating' van Dutroux." In: De Volkskrant, 16-05-1998.
  • "Kompanen Dutroux veroordeeld." In: De Volkskrant, 24-04-1998.
  • "Koppen rollen in Belgische regering na kortstondige vlucht kindermoordenaar; Twee ministers weg door Dutroux." In: De Volkskrant, 24-04-1998.
  • "Nog is België niet verloren." In: De Volkskrant, 14-05-1998.
  • "Ontsnappen?" In: De Volkskrant, 25-04-1998.
  • "Politici ziedend over 'kaakslag' voor rechtsstaat." In: De Volkskrant, 24-04-1998.
  • "Politie België wenst geen 'bijltjesdag.'" In: De Volkskrant, 28-04-1998.
  • "Rechters niet vervolgd na ontsnapping Dutroux." In: De Volkskrant, 06-05-1998.
  • "Restjes 'witte woede' bij kindermonument." In: De Volkskrant, 25-04-1998.
  • "Tee, Vee (2)." In: De Volkskrant, 30-05-1998.
  • "'Vrijlating' Dutroux ongedaan gemaakt." In: De Volkskrant, 27-05-1998.
  • "Werkloze wist iedereen naar zijn hand te zetten." In: De Volkskrant, 24-04-1998.
 
- De Telegraaf
 
 
  • "Belgen eisen meer koppen." In: De Telegraaf, 25-04-1998.
  • "België in rep en roer na 'vrijlating Dutroux." In: De Telegraaf, 15-05-1998.
  • "België schrapt Rijkswacht in hervorming van politie." In: De Telegraaf, 25-05-1998.
  • "Boswachter held van België na Dutroux-tip." In: De Telegraaf, 24-04-1998.
  • "Cel voor Dutroux' medeverdachten." In: De Telegraaf, 24-04-1998.
  • "Dienstpistool was ongeladen." In: De Telegraaf, 24-04-1998.
  • "Dutroux ontsnapt en weer opgepakt." In: De Telegraaf, 23-04-1998.
  • "Dutroux-rechter Wathelet wankelt." In: De Telegraaf, 02-05-1998.
  • "Flitsklucht." In: De Telegraaf, 06-05-1998.
  • "Geen 'papieren vrijlating' van Dutroux." In: De Telegraaf, 27-05-1998.
  • "'Ik schaam mij ervoor Belg te zijn.'" In: De Telegraaf, 25-04-1998.
  • "Ontsnapping 'monster' teveel voor ouders." In: De Telegraaf, 24-04-1998.
  • "Ontsnapping van Dutroux 'herhaald.'" In: De Telegraaf, 07-05-1998.
  • "'Paul Marchal leidt partij als dictator.'" In: De Telegraaf, 28-04-1998.
  • "Regering België dreigt te vallen." In: De Telegraaf, 24-04-1998.
  • "Regering België wankelt na ontsnapping Dutroux." In: De Telegraaf, 24-04-1998.
  • "Rijkswachtchef Deridder stapt op." In: De Telegraaf, 29-04-1998.
  • "Vlaamse liberalen: niet investeren in België." In: De Telegraaf, 27-04-1998.
 
 Televisieprogramma's
 
 
  • 2Vandaag. TROS: 23-04-1998.
  • 2Vandaag. EO: 24-04-1998.
  • 2Vandaag. TROS: 25-04-1998.
  • 2Vandaag. TROS: 28-04-1998.
  • Barend en Witteman. VARA: 23-04-1998.
  • Barend en Witteman. VARA: 24-04-1998.
  • Buitenhof. NPS/VARA/VPRO: 26-04-1998.
  • Het Blauwe Licht. VPRO: 29-04-1998.
  • Het Lagerhuis. VARA: 25-04-1998.
  • Jeugdjournaal. NOS: 23-04-1998.
  • Jeugdjournaal. NOS: 24-04-1998.
  • Journaal (20.00 uur). NOS: 23-04-1998.
  • Journaal (22.00 uur). NOS: 23-04-1998.
  • Journaal (20.00 uur). NOS: 24-04-1998.
  • Journaal (20.00 uur). NOS: 25-04-1998.
  • Journaal (20.00 uur). NOS: 06-05-1998.
  • Journaal (20.00 uur). NOS: 24-05-1998.
  • Laat de Leeuw. VARA: 23-04-1998.
  • Middageditie. NPS/VARA/VPRO: 24-04-1998.
  • Middageditie. NPS/VARA/VPRO: 28-04-1998.
  • Netwerk. AVRO: 23-04-1998.
  • Netwerk. KRO: 24-04-1998.
  • Netwerk. NCRV: 27-04-1998.
  • Netwerk. AVRO: 28-04-1998.
  • Nova. NPS/VARA: 23-04-1998.
  • Nova. NPS/VARA: 24-04-1998.